ECLI:NL:CRVB:2024:2017
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante in het kader van de Wet WIA
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante, vastgesteld door het Uwv op 38,26% per 15 november 2021. Appellante, die voorheen als pedagogisch medewerker werkte, heeft zich ziekgemeld met gehoorklachten en vermoeidheid. Ze betwist de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid en stelt dat haar beperkingen niet adequaat zijn beoordeeld. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en de argumenten van appellante, die onder andere wijzen op de impact van tinnitus en hyperacusis, overwogen. De Raad concludeert dat het Uwv de arbeidsongeschiktheid correct heeft vastgesteld en dat de geselecteerde functies niet in strijd zijn met de medische belastbaarheid van appellante. De rechtbank heeft eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad oordeelt dat er geen nieuwe medische informatie is die de eerdere bevindingen van de deskundige in twijfel trekt. De uitspraak van de rechtbank blijft dan ook in stand, en appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten.