ECLI:NL:CRVB:2024:2017

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Zaaknummer
23/3499 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante in het kader van de Wet WIA

In deze zaak gaat het om de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante, vastgesteld door het Uwv op 38,26% per 15 november 2021. Appellante, die voorheen als pedagogisch medewerker werkte, heeft zich ziekgemeld met gehoorklachten en vermoeidheid. Ze betwist de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid en stelt dat haar beperkingen niet adequaat zijn beoordeeld. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en de argumenten van appellante, die onder andere wijzen op de impact van tinnitus en hyperacusis, overwogen. De Raad concludeert dat het Uwv de arbeidsongeschiktheid correct heeft vastgesteld en dat de geselecteerde functies niet in strijd zijn met de medische belastbaarheid van appellante. De rechtbank heeft eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad oordeelt dat er geen nieuwe medische informatie is die de eerdere bevindingen van de deskundige in twijfel trekt. De uitspraak van de rechtbank blijft dan ook in stand, en appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten.

Uitspraak

23/3499 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 december 2023, 22/2764 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 24 oktober 2024
SAMENVATTING
Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante per 15 november 2021 heeft vastgesteld op 38,26%. Volgens appellante heeft zij meer (medische) beperkingen dan het Uwv heeft aangenomen. Daarom kan zij niet de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies vervullen. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv het arbeidsongeschiktheidspercentage juist heeft vastgesteld.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. I. Rhodes, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Nadien heeft appellante de gronden aangevuld. Het Uwv heeft in reactie hierop een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 1 juli 2024 ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 18 september 2024. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Rhodes en mr. K.A.J. Groeneveld. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.L.M. Dunselman.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1.1.
Appellante heeft voor het laatst gewerkt als pedagogisch medewerker voor 18,11 uur per week. Op 18 november 2019 heeft zij zich ziekgemeld met gehoorklachten en vermoeidheidsklachten. Nadat appellante een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) had ingediend, heeft onderzoek plaatsgevonden door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige van het Uwv. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat appellante bij het verrichten van werkzaamheden beperkingen heeft vanwege tinnitus, hyperacusis (gevoeligheid voor geluid) en slechthorendheid. Appellante is hierdoor beperkt in lawaaibeleving, zij moet werken in een kamer alleen (niet in groepen) of werken in een ruimte met schotten waar weinig mensen in die ruimte zitten en waar minimaal wordt gesproken of lawaai aanwezig is. Oordoppen kunnen tijdelijk helpen. Telefoneren mag alleen kort en beperkt (een enkele keer per uur). Contacten met klanten en patiënten zijn niet mogelijk, of het moet qua frequentie laag liggen. Appellante is beperkt in conflicten, mag niet steeds onderbroken worden of te veel taken doen. Er is grote behoefte aan regelmaat/structuur. Werken met deadlines is niet mogelijk. Werken op hoogtes is beperkt en appellante mag geen nacht- en avondwerk doen. Appellante kan maximaal 4 uur per dag en 20 uur per week werken. Deze beperkingen zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 22 september 2021. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellante niet meer geschikt is voor haar laatste werk. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens voor appellante functies geselecteerd. Het Uwv heeft bij besluit van 7 oktober 2021 geweigerd appellante met ingang van 15 november 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
1.2.
Bij besluit van 20 mei 2022 (bestreden besluit) heeft het Uwv het door appellante gemaakte bezwaar gegrond verklaard. Hieraan liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 22 april 2022 een gewijzigde FML opgesteld. Aan de FML is toegevoegd dat conflicthantering slechts zeer incidenteel mag voorkomen, er is een beperking gesteld voor het dragen van gehoorbescherming en de omgeving moet prikkelarm zijn De arbeidsdeskundige heeft vervolgens voor appellante functies geselecteerd en een mate van arbeidsongeschiktheid berekend van 38,26%. Het Uwv heeft bij het bestreden besluit aan appellante vanaf 15 november 2021 een loongerelateerde WGAuitkering op grond van de Wet WIA toegekend.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft prof. dr. K. Graamans, KNO-arts, als deskundige ingeschakeld. In reactie op het rapport van Graamans heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep uiteengezet dat dit niet leidt tot een andere visie op de belastbaarheid nu het ziektebeeld niet ter discussie staat. Ook Graamans gaat uit van gehoorverlies, tinnitus en hyperacusis. Uit het deskundigenrapport blijkt niet dat aanvullende beperkingen noodzakelijk zijn. De rechtbank onderschrijft dit standpunt en heeft geoordeeld dat uit het rapport van de deskundige niet volgt dat er onvoldoende beperkingen zijn aangenomen. Ook is de rechtbank van oordeel dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies passend zijn voor appellante.
Het standpunt van appellante
3.1.
Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellante heeft aangevoerd dat haar beperkingen zijn onderschat. Appellante is van mening dat uit het deskundigenrapport blijkt dat zij ernstige klachten ervaart door de combinatie van gehoorverlies, tinnitus en hyperacusis. Hierdoor is er een verminderd vermogen tot communicatie, een verminderd prestatieniveau en kan appellante vrijwel geen geluid verdragen. Appellante benadrukt dat deze beperkingen niet op zichzelf staan. De arbeidsdeskundige heeft reeds aangegeven dat de combinatie van deze medische beperkingen en omstandigheden cruciaal is voor het begrijpen van appellantes situatie. Dit aspect is niet meegenomen door de verzekeringsarts.
3.2.
Verder heeft appellante erop gewezen dat de deskundige de tinnitus en hyperacusis niet als een puur audiologisch probleem ziet, maar als een probleem met het verwerken van binnenkomende informatie. De aandoeningen gaan vaak samen met psychologische en psychosomatische problematiek, zoals fonofobie (angst voor geluid). De verzekeringsarts gaat echter volledig voorbij aan de fonofobie en de impact daarvan op het dagelijks leven van appellante. De deskundige maakt duidelijk dat de beperkingen hier een grote impact op hebben.
Het standpunt van het Uwv
3.3.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit over de mate van arbeidsongeschiktheid op 38,26% in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
Op grond van artikel 5 van de Wet WIA bestaat recht op een WIA-uitkering als een betrokkene ten minste 35% arbeidsongeschikt is. De mate van arbeidsongeschiktheid wordt berekend door het loon dat een betrokkene in zijn laatste werk nog had kunnen verdienen, te vergelijken met het loon dat hij kan verdienen in passende functies. Deze beoordeling is gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek. Beide aspecten worden hieronder besproken.
Medische beoordeling
4.2.
Volgens vaste rechtspraak geldt als uitgangspunt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde, deskundige kan volgen indien de door deze deskundige gebezigde motivering hem overtuigend voorkomt. Deze situatie doet zich hier voor.
4.3.
De rechtbank wordt gevolgd in haar oordeel dat uit het rapport van de deskundige niet volgt dat er onvoldoende beperkingen zijn aangenomen. De deskundige heeft aangegeven tot welke handicaps de ziektebeelden van appellante leiden, waarop de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 22 juni 2023 navolgbaar heeft toegelicht dat uit het rapport van de deskundige niet duidelijk naar voren is gekomen dat aanvullende beperkingen noodzakelijk zijn. In reactie op de conclusie van de deskundige dat er geen medische argumenten zijn om het dragen van gehoor beschermende apparatuur te beperken, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 14 augustus 2023 toegelicht dat deze beperking wordt gehandhaafd omdat zo tegemoet wordt gekomen aan het door appellante ervaren ongemak van het dragen van gehoorbescherming.
4.4.
Met het in hoger beroep uitgebrachte rapport van 1 juli 2024 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep te kennen gegeven dat de aard van de klachten niet ter discussie staat. Naast een verminderd gehoor (perceptief gehoorverlies) is er sprake van tinnitus en hyperacusis. Er is in de FML niet alleen rekening gehouden met het vastgestelde gehoorverlies, maar ook met de tinnitus en hyperacusis (fonofobie variant) door het aannemen van diverse beperkingen ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren met bovendien in aanvulling daarop ook een substantiële urenbeperking. Hieruit kan worden afgeleid dat het verband tussen geluid en stress bij de beoordeling is betrokken.
4.5.
Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe medische informatie ingediend die een ander licht werpt op de bevindingen van de deskundige of haar belastbaarheid op de datum in geding 15 november 2021. Het oordeel van de rechtbank dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat appellante op 15 november 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals vastgelegd in de FML van 22 april 2022, wordt daarom onderschreven.
Arbeidskundige beoordeling
4.6.
De rechtbank heeft ook terecht geoordeeld dat het Uwv voldoende en inzichtelijk heeft gemotiveerd dat de geselecteerde functies passend zijn voor appellante.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de toekenning van de WIA-uitkering aan appellante waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 38,26% in stand blijft.
6. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van L.B. Vrugt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2024.
(getekend) E.W. Akkerman
(getekend) L.B. Vrugt