ECLI:NL:CRVB:2024:2012
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten door het college van burgemeester en wethouders van Maastricht. De appellante had verzocht om bijzondere bijstand, maar het college had deze aanvraag afgewezen op basis van het ontbreken van noodzakelijke kosten. De rechtbank Limburg had eerder het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante niet voldoende had aangetoond dat haar verhuizing noodzakelijk was. Hoewel appellante had aangevoerd dat zij onder grote psychische spanning verkeerde door de agressieve gedragingen van haar ex-partner, had zij geen medische stukken overgelegd ter onderbouwing van haar stelling. De Raad concludeerde dat de bedreigingen van de ex-partner niet recent waren en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de noodzaak van de verhuizing konden onderbouwen.
De Raad merkte op dat de verklaringen van appellante over de situatie met haar ex-partner niet voldoende waren om aan te tonen dat er een noodzaak bestond voor de verhuizing. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de omstandigheden niet zodanig waren dat bijzondere bijstand moest worden verleend. Het hoger beroep van appellante werd dan ook afgewezen, wat betekende dat zij geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht ontving.