Uitspraak
18 januari 2024, 23/2184
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 18 januari 2024. De Centrale Raad van Beroep heeft op 24 oktober 2024 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder nummer 24/587 ZW. De procedure betreft een hoger beroep in het bestuursrecht, specifiek binnen het socialezekerheidsrecht. Appellante is gewezen op de verplichting om griffierecht te betalen, welke termijn niet is nageleefd. De Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht van € 138,- niet binnen de gestelde termijn is betaald, ondanks herhaalde aanmaningen. De aangetekende brief van 14 april 2024, waarin appellante opnieuw werd gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht, is retour gekomen omdat deze niet is afgehaald. De Raad heeft appellante op 28 mei 2024 opnieuw geïnformeerd, maar ook deze actie heeft niet geleid tot tijdige betaling van het griffierecht. Gezien deze omstandigheden heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zonder verder inhoudelijk onderzoek. De uitspraak is gedaan door C. Karman, in tegenwoordigheid van griffier A. Giesen, en is openbaar uitgesproken op 24 oktober 2024. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.