ECLI:NL:CRVB:2024:2010

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Zaaknummer
24/587 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 18 januari 2024. De Centrale Raad van Beroep heeft op 24 oktober 2024 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder nummer 24/587 ZW. De procedure betreft een hoger beroep in het bestuursrecht, specifiek binnen het socialezekerheidsrecht. Appellante is gewezen op de verplichting om griffierecht te betalen, welke termijn niet is nageleefd. De Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht van € 138,- niet binnen de gestelde termijn is betaald, ondanks herhaalde aanmaningen. De aangetekende brief van 14 april 2024, waarin appellante opnieuw werd gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht, is retour gekomen omdat deze niet is afgehaald. De Raad heeft appellante op 28 mei 2024 opnieuw geïnformeerd, maar ook deze actie heeft niet geleid tot tijdige betaling van het griffierecht. Gezien deze omstandigheden heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zonder verder inhoudelijk onderzoek. De uitspraak is gedaan door C. Karman, in tegenwoordigheid van griffier A. Giesen, en is openbaar uitgesproken op 24 oktober 2024. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Datum uitspraak: 24 oktober 2024
24/587 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
18 januari 2024, 23/2184
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 14 maart 2024 is appellante erop gewezen dat een griffierecht van € 138,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 14 april 2024 is appellante nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief op de in die brief genoemde bankrekening dient te zijn bijgeschreven dan wel contant moet zijn betaald. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellante er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
De aangetekende brief van 14 april 2024 is op 7 mei 2024 retour binnengekomen bij de Raad, met als reden dat deze niet is afgehaald. Op 28 mei 2024 heeft de Raad deze brief alsmede de brief van 14 maart 2024 nogmaals (per gewone post) aan appellante toegezonden, met de mededeling dat met de nieuwe toezending geen nieuwe termijn is gaan lopen.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door C. Karman, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2024.
(getekend) C. Karman
(getekend) A. Giesen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.