ECLI:NL:CRVB:2024:1999

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
22/2779 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in sociale zekerheidszaak

Op 23 oktober 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/2779 WIA. Deze uitspraak betreft een hoger beroep dat door appellante is ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 22 juli 2022. Namens appellante heeft advocaat mr. W.A. Timmer het hoger beroep ingediend. Echter, op 9 juli 2024 heeft mr. H.S. Huisman, ook advocaat, namens appellante het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van het Uwv.

Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 3 juli 2024 heeft erkend dat appellante recht heeft op een IVA-uitkering vanaf 18 mei 2018. Hierdoor is appellante in haar bezwaren tegemoetgekomen, wat de intrekking van het hoger beroep verklaart.

De Raad heeft vervolgens geoordeeld dat het Uwv veroordeeld moet worden in de proceskosten die appellante heeft gemaakt in verband met het hoger beroep. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 2.839,-, inclusief een vergoeding voor het griffierecht van € 136,-. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door E.W. Akkerman, met D. Schaap als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 23 oktober 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
22 juli 2022, 20/953 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. W.A. Timmer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 9 juli 2024 heeft mr. H.S. Huisman, advocaat, namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 3 juli 2024 heeft het Uwv besloten dat appellante vanaf 18 mei 2018 recht heeft op een IVA-uitkering.
Vastgesteld wordt dat appellante het hoger beroep heeft ingetrokken omdat het Uwv volledig aan haar bezwaren tegemoet is gekomen. Het Uwv wordt daarom veroordeeld in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot
€ 1.750,- in hoger beroep (1 punt voor indienen van het hogerberoepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting).
De gemaakte kosten van € 1.089,- in verband met het overgelegde arbeidsdeskundig rapport van 14 maart 2023, komen voor vergoeding in aanmerking.
In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 2.839,-.
Ook moet het Uwv het door appellante in hoger beroep betaalde griffierecht vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 2.839,-;
- bepaalt dat het Uwv het door appellante in hoger beroep betaalde griffierecht van
€ 136,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van D. Schaap als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2024.
(getekend) E.W. Akkerman
(getekend) D. Schaap