ECLI:NL:CRVB:2024:1996
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de toekenning van een loongerelateerde WIA-uitkering met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 46,22%
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het bezwaar tegen de toekenning van een loongerelateerde WIA-uitkering door het Uwv ongegrond heeft verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op een zitting op 8 mei 2024, waar appellant is verschenen met een gemachtigde en het Uwv vertegenwoordigd was door drs. J.C. van Beek. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was en dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. Appellant had zich ziekgemeld na een bedrijfsongeval en had een arbeidsongeschiktheid van 46,22% vastgesteld gekregen. Het Uwv had op basis van een Functionele Mogelijkhedenlijst en rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen de WIA-uitkering toegekend. Appellant stelde dat hij meer beperkingen had dan vastgesteld en dat hij niet in staat was de geselecteerde functies te vervullen. De Raad oordeelde dat de toekenning van de WIA-uitkering terecht was en dat er geen aanleiding was om aan de medische beoordeling te twijfelen. De conclusie was dat het hoger beroep niet slaagde en de eerdere uitspraak werd bevestigd, waardoor de WIA-uitkering in stand bleef.