ECLI:NL:CRVB:2024:1992

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
23/3384 WIA-T
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over weigering IVA-uitkering wegens niet volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de weigering van het Uwv om aan betrokkene per 17 maart 2021 een IVA-uitkering toe te kennen, omdat betrokkene niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zou zijn. Betrokkene stelt dat zij volledig arbeidsongeschikt is en dat haar beperkingen duurzaam zijn. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv het bestreden besluit II niet overtuigend heeft onderbouwd en geeft het Uwv de opdracht om dit motiveringsgebrek te herstellen. De Raad neemt als vaststaand aan dat de stapeling van geluid bij betrokkene beperkingen oplevert, wat ter zitting door betrokkene is verklaard.

Het procesverloop laat zien dat mr. S.J. Heijtlager, advocaat, namens betrokkene en de ex-werkgever hoger beroep heeft ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Tijdens de zitting op 18 september 2024 is betrokkene verschenen, bijgestaan door haar advocaat, en heeft zij haar situatie toegelicht. De Raad heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van betrokkene en de ex-werkgever, die van mening zijn dat de rechtbank de door haar ingeschakelde deskundige niet had mogen volgen. De Raad twijfelt over de juistheid van het bestreden besluit II, vooral omdat de stapeling van geluiden onvoldoende is besproken in de rapporten van de verzekeringsartsen.

De Raad heeft het Uwv opgedragen om binnen acht weken het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, met inachtneming van de overwegingen van de Raad. De uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van L.B. Vrugt als griffier, en is openbaar uitgesproken op 23 oktober 2024.

Uitspraak

23/3384 WIA-T, 23/3385 WIA-T
Datum uitspraak: 23 oktober 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Tussenuitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 8 november 2023, 22/3253 en 22/3560 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
[ex-werkgever] (ex-werkgever)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
SAMENVATTING
Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht heeft geweigerd om aan betrokkene per 17 maart 2021 een IVA-uitkering toe te kennen, omdat betrokkene niet volledig en duurzaam arbeidsongeschiktheid is. Volgens betrokkene is zij volledig arbeidsongeschikt en zijn de beperkingen duurzaam. De Raad oordeelt dat het Uwv bestreden besluit II niet overtuigend heeft onderbouwd en geeft het Uwv de opdracht dit motiveringsgebrek te herstellen.

PROCESVERLOOP

Namens betrokkene en de ex-werkgever heeft mr. S.J. Heijtlager, advocaat, hoger beroepen ingesteld en nadere stukken ingediend. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 18 september 2024. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. Heijtlager, en vergezeld door haar partner. De ex-werkgever heeft zich eveneens laten vertegenwoordigen door mr. Heijtlager. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.H.H. Jansen.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van de hoger beroepen zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Bij besluit van 24 januari 2022 heeft het Uwv betrokkene met ingang van 17 maart 2021 een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 64,96%. Bij besluit van 20 mei 2022 (bestreden besluit I) heeft het Uwv het hiertegen door betrokkene gemaakte bezwaar gegrond verklaard en de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 67,37%. Hieraan liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.
Uitspraak van de rechtbank
2.1.
Betrokkene en de ex-werkgever hebben beroep ingesteld tegen bestreden besluit I. Hangende het beroep heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar (bestreden besluit II), gedateerd op 15 november 2022, genomen. In dit besluit is de mate van arbeidsongeschiktheid per 17 maart 2022 vastgesteld op 67,72%. Deze beslissing is in de plaats gekomen van de beslissing van 20 mei 2022 voor zover deze betrekking heeft op de mate van arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroep mede gericht geacht tegen bestreden besluit II.
2.2.
De rechtbank heeft verzekeringsarts J.H. Bruning als onafhankelijke deskundige benoemd. Bruning heeft op 28 augustus 2023 een rapport uitgebracht. De rechtbank heeft geoordeeld dat volgens vaste rechtspraak het uitgangspunt is dat de rechtbank het oordeel van een onafhankelijke, door haar ingeschakelde deskundige volgt als de motivering van deze deskundige haar overtuigend voorkomt. Deze situatie doet zich hier voor. Het deskundigenrapport geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent. De deskundige heeft alle beschikbare medische informatie in de beoordeling betrokken en heeft betrokkene onderzocht. Verder heeft de deskundige in reactie op de vraag van de rechtbank informatie opgevraagd bij de audioloog. De deskundige heeft de vragen van de rechtbank adequaat en voldoende duidelijk beantwoord. De deskundige vindt de beperkingen zoals vastgelegd in de FML van 2 november 2022 adequaat, logisch en navolgbaar. Hij ziet geen reden om aanvullende medische beperkingen te stellen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de deskundige over voldoende informatie beschikte. Hij heeft voldoende duidelijk gemotiveerd dat er geen reden is om andere of aanvullende beperkingen aan te nemen dan is vastgesteld in de FML. Met betrekking tot de geselecteerde functies heeft de rechtbank overwogen dat voldoende is toegelicht dat betrokkene de functies kan verrichten. De rechtbank heeft de beroepen tegen bestreden besluit I niet-ontvankelijk verklaard en de beroepen tegen betreden besluit II ongegrond. Tevens heeft de rechtbank het Uwv veroordeeld in de proceskosten van betrokkene en de ex-werkgever en tot het vergoeden van het griffierecht.
Het standpunt van betrokkene en de ex-werkgever
3.1.1.
Betrokkene en de ex-werkgever zijn het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Zij zijn van mening dat de rechtbank de door haar ingeschakelde deskundige niet had mogen volgen. Er is onvoldoende ingegaan op de vraag of de gevolgen van de tinnitus en hyperacusis juist zijn vertaald in de FML. De deskundige heeft alleen gezegd dat de beperkingen navolgbaar zijn.
3.1.2.
Met betrekking tot de geselecteerde functies is aangevoerd dat geen van de drie functies geschikt is. Voor de functies machinaal metaalbewerker (SBC-code 264122) geldt dat het Uwv heeft gesteld dat in een productiehal met weefgetouwen wordt gewerkt die geen lawaai maken. Dat is niet het geval. Ook handmatig weven gaat niet geluidloos omdat er sprake is van tikken van de spoelen en voetpedalen en brommende geluiden van de bewegende delen. In een productiehal zijn meerdere weefgetouwen aanwezig, waardoor het geluid gestapeld wordt. Daarnaast wordt er gewerkt met gereedschap, zoals bijvoorbeeld tangen. Ook dit levert onverwachte en te luide geluiden op. Voor de functie apotheekmedewerker (SBCcode 271171) geldt dat in een apotheek wordt gewerkt in een publieksruimte met meerdere collega's. Er praten collega’s en klanten en de telefoon rinkelt. Voor de functie medewerker tuinbouw (SBC-code 111010) geldt dat dit werk wordt verricht in een kas met rammelde transportmiddelen, radio en draaiende machines. De airco/climate control staat aan en collega's moeten boven de deze geluiden uit zien te komen als zij met elkaar overleggen/communiceren. Het is niet stil en rustig.
3.1.3.
Ter zitting van de Raad heeft betrokkene uitgebreid toegelicht welke beperkingen zij ondervindt ten gevolge van tinnitus en hyperacusis. Zij heeft gewezen op de problemen wanneer er meerdere geluiden gelijktijdig aanwezig zijn, bijvoorbeeld getik op een toetsenbord en pratende mensen.
Het standpunt van het Uwv
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen. De rechtbank heeft terecht verzekeringsarts Bruning als onafhankelijke deskundige ingeschakeld en gevolgd. De rechtbank heeft ook terecht geoordeeld dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende duidelijk heeft onderbouwd dat betrokkene is staat is de geselecteerde functies te vervullen.

Het oordeel van de Raad

4.1.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit over de toekenning van een WGA-uitkering aan betrokkene in stand heeft gelaten aan de hand van wat betrokkene in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Beoordeling
4.2.
Anders dan de rechtbank twijfelt de Raad over de juistheid van bestreden besluit II. Aan die twijfel ligt het volgende ten grondslag. In het schrijven van audioloog P. Van Hengel van Pento AC Twente van 5 december 2022 heeft Van Hengel uitleg gegeven over de klachten van betrokkene. Hij heeft geschreven dat met betrekking tot de belastbaarheid van betrokkene het van belang is te weten dat voor betrokkene vrijwel alle geluid storend is. De opbouw van luidheid is veel sneller bij betrokkene dan gemiddeld. Dus geluiden als een gesprek op enige afstand of getik van machines komen bij haar veel harder (en dus storender) over. In de metingen waren tonen op een niveau van 60 dB aanvankelijk dus al zodanig vervelend dat betrokkene aangaf dat daar de voor haar comfortabele grens ligt. Benadrukt wordt dat het niet alleen gaat om decibellen, maar ook de aard van het geluid maakt veel verschil. Ook de toonhoogte heeft invloed. Geluidsbelasting stapelt zich. In principe stapelen alle geluiden die boven de achtergrondgrens uitkomen en die ligt bij betrokkene dus erg laag. Herstel van belasting treedt uiteraard op, maar is ook weer voor iedereen anders. In het algemeen geldt dat hoe lager de belastbaarheid en hoe hoger de belasting, hoe langer het herstel duurt. Van Hengel heeft verder geschreven dat vanwege de tinnitus geen enkele omgeving voor betrokkene stil is. Er zal in elke ruimte sprake zijn van belasting die een volledige werkdag zijns inziens al niet haalbaar maakt.
4.3.
De Raad is van oordeel dat in de rapporten van de verzekeringsarts en verzekeringsarts bezwaar en beroep, alsook in het rapport van Bruning, de stapeling van geluiden onvoldoende is besproken. In het verlengde daarvan is ook onvoldoende gemotiveerd dat de geselecteerde functies passend zijn voor betrokkene. In alle drie de functies lijkt in meer of mindere mate een stapeling van geluiden te zijn.
4.4.
Uit wat in 4.2 en 4.3 is overwogen volgt dat het bestreden besluit berust op een onvoldoende draagkrachtige motivering. Teneinde tot een finale beslechting van het geschil te komen zal de Raad, met toepassing van artikel 8:51d van de Awb, het Uwv opdracht geven het gebrek te herstellen. Daarbij dient het Uwv als vaststaand aan te nemen dat de stapeling van geluid bij betrokkene beperkingen oplevert. Voorts dient het Uwv gericht aandacht te besteden aan de twijfel van de Raad aan de geschiktheid van de geduide functies met betrekking tot het stapelen van geluiden.
4.5.
De Raad wijst er tot slot op dat de gemachtigde van het Uwv ter zitting heeft verklaard dat de beperkingen van betrokkene duurzaam zijn te achten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep draagt het Uwv op om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek in het bestreden besluit te herstellen met inachtneming van wat de Raad heeft overwogen.
Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van L.B. Vrugt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2024.
(getekend) E.W. Akkerman
(getekend) L.B. Vrugt