ECLI:NL:CRVB:2024:1986

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
23/2899 ANW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen hoger beroep inzake griffierecht en termijnoverschrijding

In de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 24 oktober 2024, met zaaknummer 23/2899 ANW-V, is het verzet van appellante tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar hoger beroep afgewezen. Het hoger beroep was eerder op 5 april 2024 niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn van 28 dagen na verzending van een brief op 17 oktober 2023 was betaald. Appellante heeft verzet aangetekend, maar de Raad heeft geen aanleiding gezien om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De appellante heeft aangevoerd dat zij door ziekte niet in staat was om tijdig te reageren op de brieven en dat zij het griffierecht niet kon betalen, omdat haar overleden partner de enige was die haar kon onderhouden. De Raad heeft echter geoordeeld dat deze stelling niet voldoende onderbouwd was met objectieve en verifieerbare stukken, waardoor niet kon worden vastgesteld of de termijnoverschrijding verschoonbaar was. De Raad heeft geconcludeerd dat het verzet niet-ontvankelijk moet worden verklaard, en de overige gronden van appellante konden daarom niet meer worden besproken. De uitspraak is gedaan door E.C.G. Okhuizen, in tegenwoordigheid van griffier F. Sporrel, en is openbaar uitgesproken op 24 oktober 2024.

Uitspraak

Datum uitspraak: 24 oktober 2024
23/2899 ANW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank
Amsterdam van 18 augustus 2023, 22/5645 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] , Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

In de uitspraak van 5 april 2024 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft daartegen verzet gedaan.
Partijen zijn uitgenodigd voor een zitting op 12 september 2024. Partijen zijn niet op de zitting verschenen.

OVERWEGINGEN

In de uitspraak van de Raad van 5 april 2024 is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het griffierecht niet binnen de in een brief van 17 oktober 2023 gestelde termijn van 28 dagen na de dag van verzending van die brief is betaald.
Appellante heeft op 27 mei 2024 bij de Raad tegen die uitspraak verzet gedaan. Op grond van artikel 8:55, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn de artikelen 6:7, 6:8 en 6:11 van de Awb van overeenkomstige toepassing bij verzet. Op grond van artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het doen van verzet zes weken. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt die termijn aan met ingang van de dag na die waarop de uitspraak op de voorgeschreven wijze is bekend gemaakt. De laatste dag waarop tijdig verzet kon worden gedaan, was17 mei 2024. Op grond van het bepaalde in artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na de verzetstermijn ingediend verzetschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Beoordeeld moet worden of die situatie zich voordoet.
In verzet heeft appellante aangevoerd dat zij in verband met haar ziekte niet in staat is om tijdig op alle brieven te reageren en dat zij het griffierecht niet kan betalen.
Haar overleden partner was de enige die haar kon onderhouden.
De Raad ziet geen aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De stelling dat appellante ziek is, is daarvoor niet voldoende. Zij heeft die stelling niet met objectieve en verifieerbare stukken onderbouwd, zodat niet kan worden beoordeeld of die omstandigheid de termijnoverschrijding verschoonbaar maakt.
Dit betekent dat het verzet niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De overige gronden kunnen daarom niet meer worden besproken.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.G. Okhuizen, in tegenwoordigheid van F. Sporrel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2024.
(getekend) E.C.G. Okhuizen
(getekend) F. Sporrel