Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Haar overleden partner was de enige die haar kon onderhouden.
Centrale Raad van Beroep
In de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 24 oktober 2024, met zaaknummer 23/2899 ANW-V, is het verzet van appellante tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar hoger beroep afgewezen. Het hoger beroep was eerder op 5 april 2024 niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn van 28 dagen na verzending van een brief op 17 oktober 2023 was betaald. Appellante heeft verzet aangetekend, maar de Raad heeft geen aanleiding gezien om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De appellante heeft aangevoerd dat zij door ziekte niet in staat was om tijdig te reageren op de brieven en dat zij het griffierecht niet kon betalen, omdat haar overleden partner de enige was die haar kon onderhouden. De Raad heeft echter geoordeeld dat deze stelling niet voldoende onderbouwd was met objectieve en verifieerbare stukken, waardoor niet kon worden vastgesteld of de termijnoverschrijding verschoonbaar was. De Raad heeft geconcludeerd dat het verzet niet-ontvankelijk moet worden verklaard, en de overige gronden van appellante konden daarom niet meer worden besproken. De uitspraak is gedaan door E.C.G. Okhuizen, in tegenwoordigheid van griffier F. Sporrel, en is openbaar uitgesproken op 24 oktober 2024.