ECLI:NL:CRVB:2024:1959
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering van appellante en geschiktheid van functies in medisch opzicht
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de ZW-uitkering van appellante door het Uwv per 28 oktober 2021. Appellante stelt dat zij door haar medische beperkingen niet in staat is om passende functies te vervullen en dat haar ZW-uitkering dus in stand moet blijven. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en komt tot de conclusie dat het Uwv de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd. De Raad oordeelt dat er voldoende medische en arbeidskundige grondslag is voor de beslissing van het Uwv. Appellante heeft zich ziekgemeld op 28 september 2020 en heeft sindsdien een ZW-uitkering ontvangen. Na een beoordeling door een arts van het Uwv is vastgesteld dat appellante belastbaar is, met inachtneming van haar beperkingen. De Raad heeft de argumenten van appellante, waaronder de rapporten van haar verzekeringsarts, gewogen, maar komt tot de conclusie dat het Uwv de belastbaarheid van appellante niet heeft overschat. De rechtbank heeft eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De beëindiging van de ZW-uitkering blijft dus in stand, en appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.