ECLI:NL:CRVB:2024:1948
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van het Uwv om appellant te begeleiden bij re-integratie als zelfstandig ondernemer
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant te begeleiden bij het starten als (zelfstandig) ondernemer. Appellant, die sinds 2000 een Wajong-uitkering ontvangt, heeft in 2022 een werkplan Wajong ontvangen waarin het Uwv heeft besloten hem niet te begeleiden bij het opstellen van een bedrijfsplan en het verkrijgen van financiële steun. De rechtbank Rotterdam heeft het bezwaar van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Appellant is het niet eens met deze uitspraak en heeft hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft geweigerd appellant te begeleiden. De Raad heeft vastgesteld dat appellant beschikt over duurzaam arbeidsvermogen, maar dat het werken als zelfstandig ondernemer niet passend is gezien zijn beperkingen. De Raad onderschrijft de motivering van het Uwv dat appellant begeleiding nodig heeft in een gestructureerde werkomgeving en dat de verantwoordelijkheden van een zelfstandig ondernemer te veel stress en onvoorspelbaarheid met zich meebrengen.
De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld, maar is tot de conclusie gekomen dat het hoger beroep niet slaagt. De beslissing van de rechtbank wordt bevestigd, wat betekent dat de weigering van het Uwv om appellant te begeleiden bij het starten als zelfstandig ondernemer in stand blijft. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.