ECLI:NL:CRVB:2024:1930
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand na opschorting en het belang van bankgegevens voor recht op bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 oktober 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering. De intrekking vond plaats na een opschorting van het recht op bijstand, die begon op 12 november 2021. Het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort had de bijstandsverlening opgeschort omdat appellant de gevraagde bankgegevens niet had ingeleverd. Ondanks herhaalde verzoeken om deze gegevens, heeft appellant geen bankafschriften overgelegd van zijn rekeningen bij de ABN AMRO-bank en Bunq-bank binnen de gestelde termijn.
De rechtbank Midden-Nederland had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. Appellant voerde aan dat de bankgegevens niet relevant waren voor het vaststellen van zijn recht op bijstand en dat hij door ziekte niet in staat was om de gegevens tijdig in te leveren. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de bankgegevens wel degelijk van belang zijn voor het vaststellen van de hoogte van eventuele inkomsten en het vermogen van appellant. Bovendien kon appellant niet aantonen dat zijn ziekte hem verhinderde om de gegevens tijdig aan te leveren, aangezien hij geen medische onderbouwing had overgelegd.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant verwijtbaar heeft gehandeld door de gevraagde gegevens niet tijdig te verstrekken. Het hoger beroep werd afgewezen, wat betekent dat de intrekking van de bijstandsuitkering per 12 november 2021 in stand blijft. Appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, aangezien het hoger beroep niet slaagde.