ECLI:NL:CRVB:2024:1929
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- W.F. Claessens
- M. Ramanand
- Rechtspraak.nl
Terugvordering en verrekening van bijstand in het kader van sociale zekerheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 oktober 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Het college had in 2018 de bijstand van appellant herzien, zijn bijstand ingetrokken en per 1 augustus 2018 bijstand naar de norm van gehuwden toegekend. Tevens had het college de alleenstaandenbijstand van appellant verrekend met de helft van de gehuwdenbijstand die aan zijn ex-partner Y was uitbetaald. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze verrekening en heeft in eerdere procedures al een gedeeltelijke overwinning behaald, maar de Raad heeft de verrekening in stand gelaten.
In het bestreden besluit van 30 april 2020 heeft het college het terugvorderingsbedrag verlaagd en bepaald dat appellant een nabetaling van € 275,61 ontvangt. Appellant heeft beroep ingesteld tegen deze nabetaling, met de stelling dat hij recht heeft op de volledige alleenstaandenbijstand over de betreffende periode, omdat er geen gezamenlijke huishouding meer was. De Raad heeft echter geoordeeld dat de eerdere uitspraak van 21 februari 2023, waarin de verrekening werd goedgekeurd, ook van toepassing is op de nabetaling. De Raad heeft geen aanleiding gezien om anders te oordelen en heeft het beroep ongegrond verklaard.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor appellant om duidelijk te maken waarom de eerdere rechtsoverwegingen niet van toepassing zouden zijn. De Raad heeft geconcludeerd dat het college terecht de gehuwdenbijstand heeft verrekend met de nabetaling aan appellant, en dat er geen reden is voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.