ECLI:NL:CRVB:2024:1924
Centrale Raad van Beroep
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in WIA-zaak na tegemoetkoming door Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 oktober 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 31 augustus 2021. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 28 juni 2023, waarbij appellant werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. R.A. Severijn, en het Uwv door mr. G.A. Vermeijden.
Tijdens de procedure heeft de Raad op 24 januari 2024 een tussenuitspraak gedaan, waarin het Uwv werd opgedragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Op 13 maart 2024 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. Hierop heeft appellant zijn hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling.
De Raad heeft geoordeeld dat, aangezien het Uwv volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen, het Uwv op verzoek van appellant veroordeeld kan worden in de proceskosten. De proceskosten zijn vastgesteld op € 3.937,50, inclusief vergoeding van het griffierecht van € 182,-. De uitspraak benadrukt de toepassing van de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht, die bepalen dat bij intrekking van het beroep wegens tegemoetkoming door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten.