ECLI:NL:CRVB:2024:1922
Centrale Raad van Beroep
- Tussenuitspraak
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en herbeoordeling van medische beperkingen
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante per 11 oktober 2020. Appellante stelt dat zij door haar medische beperkingen niet in staat was om passende functies te vervullen en dat zij recht heeft op een ZW-uitkering. De Centrale Raad van Beroep heeft het oordeel van een onafhankelijk deskundige gevolgd en geoordeeld dat het bestreden besluit van het Uwv onvoldoende is gemotiveerd. De Raad heeft het Uwv opgedragen om het gebrek in het besluit te herstellen binnen een termijn van acht weken.
Het proces begon met een hoger beroep van appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R. Kaya, tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank had het beroep ongegrond verklaard, maar appellante was het daar niet mee eens. Tijdens de zitting op 10 mei 2023 is gebleken dat het onderzoek niet volledig was, waarna de Raad psychiater dr. J.J.D. Tilanus als deskundige heeft benoemd. Tilanus concludeerde dat appellante lijdt aan PTSS en boulimia nervosa, en dat er meer beperkingen zijn dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 19 augustus 2020 zijn opgenomen.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv de FML niet in overeenstemming heeft gebracht met de bevindingen van de deskundige. De Raad heeft het Uwv opgedragen om de FML te herzien en de gevolgen voor de aanspraken van appellante op grond van de ZW te beoordelen. De uitspraak is gedaan op 9 oktober 2024.