Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
5 juli 2022 aan appellante met ingang van 25 juli 2022 een WGA-vervolguitkering op grond van de Wet WIA toegekend.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de toekenning van een WGA-vervolguitkering aan appellante, die per 25 juli 2022 is vastgesteld op basis van een arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. Appellante betwist de juistheid van deze vaststelling en stelt dat zij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen, waardoor zij de functie van medewerker postverzorging (intern) niet kan vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 22 augustus 2024, waarbij appellante werd bijgestaan door haar advocaat, mr. O.H.G. Daane Bolier, en het Uwv werd vertegenwoordigd door M.K. Affia.
De Raad heeft vastgesteld dat er geen aanknopingspunten zijn om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen door de verzekeringsartsen van het Uwv. De Raad oordeelt dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid correct heeft vastgesteld en dat de functie van medewerker postverzorging in medisch opzicht passend is voor appellante. De rechtbank Overijssel had eerder het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad concludeert dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de functie niet geschikt is, en dat de toekenning van de WGA-vervolguitkering in stand blijft.
De uitspraak van de Raad is gedaan op 3 oktober 2024, en appellante krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten of het griffierecht, omdat het hoger beroep niet slaagt.