ECLI:NL:CRVB:2024:1910

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
23/2934 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing AOW-pensioen aanvraag van tweede echtgenote in geval van polygamie

In deze zaak heeft appellante, de tweede echtgenote van een man die in Nederland verzekerd was voor de AOW, een aanvraag ingediend voor een AOW-pensioen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 9 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had de afwijzing van de aanvraag door de Sociale verzekeringsbank (Svb) bevestigd, omdat appellante nooit in Nederland heeft gewoond of gewerkt en dus niet zelfstandig verzekerd was voor de AOW. De huwelijkse tijdvakken worden toegekend aan de eerste echtgenote, en de tweede echtgenote heeft geen recht op deze tijdvakken, ook niet na het overlijden van de eerste echtgenote. Appellante heeft aangevoerd dat zij recht heeft op een AOW-pensioen omdat de eerste echtgenote is overleden en zij tot de pensioenleeftijd een ANW-uitkering heeft ontvangen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de argumenten van appellante niet opwegen tegen het beleid van de Svb, dat stelt dat alleen de eerste echtgenote recht heeft op de AOW-tijdvakken. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van appellante ongegrond. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor het AOW-pensioen in stand blijft en appellante geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

23/2934 AOW
Datum uitspraak: 9 oktober 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 september 2023, 22/4581 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [plaats] (Marokko) (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
SAMENVATTING
Appellante heeft een AOW-pensioen aangevraagd. De Raad is het met de rechtbank eens dat de Svb de aanvraag terecht heeft afgewezen. Het hoger beroep van appellante slaagt dus niet.

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2024. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door W. van den Berg.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante woont in Marokko. Zij is in 1978 getrouwd met haar echtgenoot. De echtgenoot was sinds 1953 ook getrouwd met een andere vrouw (eerste echtgenote).
1.2.
De echtgenoot van appellante was vanaf 24 september 1969, tot zijn overlijden op [datum 1] 1999 verzekerd voor de AOW. [1] De eerste echtgenote ontving sinds november 2004 een AOW-pensioen. De eerste echtgenoot is overleden op [datum 2] 2020. Appellante ontving na het overlijden van de echtgenoot tot en met 14 september 2021 een ANW [2] uitkering. De ANW-uitkering is beëindigd omdat appellante de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. Appellante heeft vervolgens een aanvraag ingediend voor een AOWpensioen.
1.3.
Met een besluit van 11 april 2022 heeft de Svb de aanvraag afgewezen. Appellante heeft niet in Nederland gewoond of gewerkt en heeft daarom geen AOW-pensioen opgebouwd. De echtgenoot was wel in Nederland verzekerd. De huwelijkse tijdvakken worden echter aan de eerste echtgenote toegekend. De tweede en volgende echtgenote heeft geen recht op huwelijkse tijdvakken, ook niet bij scheiding of na het overlijden van de eerste echtgenote.
1.4.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. De Svb heeft het bezwaar met een besluit van 18 augustus 2022 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Appellante heeft vervolgens beroep ingesteld.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De Svb heeft volgens de rechtbank terecht besloten dat appellante geen aanspraak kan maken op een AOW-pensioen. Appellante heeft nooit in Nederland gewoond of gewerkt en is dus niet zelfstandig verzekerd geweest voor de AOW. Ook heeft zij zich niet vrijwillig verzekerd. Daarnaast komt appellante op grond van het Verdrag tussen Nederland en Marokko [3] niet voor een AOW-pensioen in aanmerking. Volgens het beleid van de Svb heeft, in het geval van polygamie, alleen de eerste echtgenote recht op een door de man tijdens het huwelijk opgebouwd AOW-pensioen. [4] Een tweede echtgenote kan alleen aanspraak maken op huwelijkse tijdvakken waarop de eerste echtgenote geen aanspraak kan maken. Omdat de echtgenoot tot en met zijn overlijden met de eerste echtgenote getrouwd is geweest, heeft zijn eerste echtgenote aanspraak kunnen maken op het AOW-pensioen van de echtgenoot. Dat de eerste echtgenote in 2020 is overleden, maakt niet dat de huwelijkse tijdvakken die aan haar zijn toegekend nu aan appellante moeten worden toegekend.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellante heeft aangevoerd dat zij tot de pensioenleeftijd een ANW-uitkering heeft ontvangen en dat de eerste echtgenote is overleden.

Het oordeel van de Raad

4.1.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit van de Svb om de aanvraag voor een AOW-pensioen af te wijzen, in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.2.
Wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, is een herhaling van de gronden die zij bij de rechtbank heeft ingebracht. Wat de rechtbank heeft geoordeeld is juist. In het bestreden besluit en in de aangevallen uitspraak is uiteengezet waarom appellante geen AOW-pensioen krijgt. De Raad neemt de overwegingen van de rechtbank over. Appellante heeft niet betwist dat zij nooit in Nederland heeft gewoond of gewerkt en dat zij de tweede echtgenote is. Dat de eerste echtgenote is overleden leidt er niet toe dat de huwelijkse tijdvakken aan appellante worden toegekend. De aanspraak van de eerste echtgenote gaat namelijk niet over op appellante. Uit vaste rechtspraak volgt dat de Svb dit beleid mag voeren. [5] Verder leidt het feit dat appellante een ANW-uitkering ontving er niet toe dat zij recht heeft op een AOWpensioen. De ANW-uitkering sloot namelijk niet aan op een al bestaande verzekering.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag van een AOW-pensioen in stand blijft.
6. Appellante krijgt daarom geen vergoeding voor haar proceskosten. Zij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H. Lagas, in tegenwoordigheid van C.K. Teunissen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2024.
(getekend) H. Lagas
(getekend) C.K. Teunissen
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’sGravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip verzekerde.

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d’Appel Centrale),
Statue:
confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par H. Lagas en présence de C.K. Teunissen en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 9 octobre 2024.
Les parties disposent d’un délai de six semaines á compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette décision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas: Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL2500 EH ‘s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de groupe d’assuré.

Voetnoten

1.Algemene Ouderdomswet.
2.Algemene nabestaandenwet.
3.Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko.
4.Beleidsregel SB2183.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 29 juli 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1654.