ECLI:NL:CRVB:2024:1895

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
11 oktober 2024
Zaaknummer
23/2865 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om dubbele kinderbijslag op basis van onvoldoende zorgbehoefte

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag om dubbele kinderbijslag door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellante, de moeder van een kind dat in 2012 is geboren, had vanaf het eerste kwartaal van 2020 dubbele kinderbijslag ontvangen op basis van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) omdat haar kind intensieve zorg nodig had. Echter, na het verstrijken van de geldigheid van het advies van het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) in het derde kwartaal van 2022, diende appellante een nieuwe aanvraag in. De Svb heeft deze aanvraag afgewezen, onderbouwd door medisch advies van het CIZ, dat concludeerde dat het kind geen intensieve zorg nodig had zoals gedefinieerd in artikel 7a van de AKW.

De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Appellante was het niet eens met deze uitspraak en heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 23 augustus 2024 heeft de Raad de zaak behandeld, waarbij appellante werd bijgestaan door haar advocaat. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door een medisch adviseur.

De Raad heeft geoordeeld dat de Svb terecht het advies van het CIZ heeft gevolgd. De zorgbehoefte van het kind was onvoldoende om te voldoen aan de criteria voor dubbele kinderbijslag. De Raad heeft vastgesteld dat er geen punten zijn toegekend voor de zorgitems ‘lichaamshygiëne’ en ‘medische verzorging’, omdat het kind in staat was om deze handelingen grotendeels zelfstandig uit te voeren. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en het hoger beroep van appellante afgewezen, waardoor zij geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

23/2865 AKW
Datum uitspraak: 3 oktober 2024
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 31 augustus 2023, 22/4680 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
SAMENVATTING
Deze zaak gaat over de vraag of de aanvraag om dubbele kinderbijslag terecht is afgewezen omdat niet wordt voldaan aan de voorwaarden. De Raad komt tot het oordeel dat de Svb het advies van het CIZ kon volgen. De zorg die het kind van appellante nodig heeft is ten tijde in geding onvoldoende om te spreken van intensieve zorg als bedoeld in artikel 7a van de AKW en daarom wordt niet voldaan aan de voorwaarden voor dubbele kinderbijslag.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J.E. de Glopper, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend en een nader advies van het CIZ ingezonden.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 23 augustus 2024. Voor appellante is verschenen mr. S.J. Nijssen, advocaat. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.F. Sturmans.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1.1.
Appellante ontving vanaf het eerste kwartaal van 2020 dubbele kinderbijslag op grond van de AKW [1] voor haar [naam kind]
,geboren op [geboortedatum] 2012, omdat hij blijkens een advies van het CIZ intensieve zorg nodig had. Omdat de geldigheidstermijn van het advies van het CIZ vanaf het derde kwartaal van 2022 verliep, heeft appellante op 5 mei 2022 een nieuwe aanvraag voor dubbele kinderbijslag voor [naam kind] ingediend.
1.2.
De Svb heeft bij besluit van 1 augustus 2022, gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van 22 september 2022 (bestreden besluit), deze aanvraag afgewezen. De Svb heeft hieraan het medisch advies van CIZ van 22 juli 2022 en 20 september 2022 en het Beoordelingskader BUK 2018 (Beoordelingskader) ten grondslag gelegd. [naam kind] heeft volgens het CIZ geen intensieve zorg als bedoeld in artikel 7a van de AKW nodig en daarom wordt niet voldaan aan de voorwaarden voor dubbele kinderbijslag. Na heroverweging in bezwaar is zijn zorgscore op de peildatum 1 juli 2022 vastgesteld op één punt, voor het item ‘alleen thuis zijn’, terwijl voor hem op die datum gezien zijn leeftijd (tien jaar) een minimale zorgscore van drie punten vereist is.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank ziet onvoldoende aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van de CIZadviezen en de door het CIZ op de items toegekende scores. Het CIZ heeft voldoende inzichtelijk gemotiveerd waarom op de verschillende aandachtsgebieden geen score is toegekend. Appellante heeft geen nieuwe (medische) informatie ingebracht waaruit blijkt dat [naam kind] op de diverse items toch een punt zou moeten scoren. [2]
Het standpunt van appellante
3.1
Appellante is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank. Appellante meent dat ten onrechte geen punten zijn toegekend voor de items ‘lichaamshygiëne' en ‘medische verzorging’ (innemen medicatie), naast het reeds vastgestelde punt op het item ‘alleen thuis zijn’. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft appellante verwezen naar de verklaring van de kinderarts, dr. L. Geerling, van 30 september 2023 en een (ongedateerd) verslag van leerkracht Francke.
Het standpunt van de Svb
3.2.
De Svb heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen omdat appellante nagenoeg dezelfde gronden heeft aangevoerd als in beroep en de medisch adviseur van het CIZ in de door appellante ingebrachte (medische) stukken geen aanleiding heeft gezien het eerder ingenomen standpunt te wijzigen.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het beroep ongegrond heeft verklaard aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Appellante heeft over het derde kwartaal van 2022 geen recht op dubbele kinderbijslag. De wettelijke regels en beleidsregels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
Het standpunt van de Svb is gebaseerd op het advies van het CIZ. Aan dit advies ligt het Beoordelingskader ten grondslag. Dit Beoordelingskader is aan te merken als een vaste gedragslijn en kan volgens vaste rechtspraak als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanspraak op dubbele kinderbijslag worden genomen. [3]
4.2.
Het betoog dat voor [naam kind] ten onrechte geen punt is toegekend voor het item ‘lichaamshygiëne’ slaagt niet. De Raad overweegt daarover als volgt.
4.2.1.
De medisch adviseur van het CIZ heeft in het medisch advies bij het item ‘lichaamshygiëne’ geconcludeerd dat [naam kind] de handelingen zelf kan verrichten maar wel aansturing van appellante nodig heeft op volgorde of overzicht. Het is echter niet nodig om bij alle handelingen aanwezig te zijn en te blijven. Ook heeft hij geen overname van de taken nodig. Om tot een score te komen moet er volgens het Beoordelingskader permanente aanwezigheid nodig zijn van de ouders en moeten er bij vrijwel alle handelingen aanwijzingen en bij een deel van de handelingen fysieke hulp c.q. overname noodzakelijk zijn of moet er volledige hulp/overname nodig zijn bij alle handelingen. Omdat dat hier niet het geval is, kan er volgens de medisch adviseur geen score worden gegeven.
4.2.2.
De Raad is met de rechtbank van oordeel dat uit de (medische) informatie blijkt dat geen sprake is van een zware zorgbehoefte op het gebied van de lichaamshygiëne. Uit die informatie blijkt dat [naam kind] zich
voor een belangrijk deelzelfstandig kan aan- en uitkleden maar dat appellante er op toe moet zien dat [naam kind] zich aankleedt. Hetzelfde geldt voor het douchen en tandenpoetsen. Bij dat laatste komt het slechts incidenteel voor dat appellante moet ‘napoetsen’. Alleen bij een enkel onderdeel, zoals zijn haar doen, heeft hij hulp nodig
.Er is dus weliswaar een zorgbehoefte maar van een zware zorgbehoefte kan niet worden gesproken. Het Svb heeft dan ook terecht, in navolging van het CIZ, geen score op dit item toegekend. Appellante heeft niet concreet (met medische stukken) onderbouwd dat deze zorgscore onjuist is.
Medische verzorging
4.3.
Het betoog dat voor [naam kind] ten onrechte geen punt is toegekend voor het item ‘medische verzorging’ slaagt evenmin. De Raad overweegt daarover als volgt.
4.3.1.
In navolging van het advies van CIZ heeft de Svb geconcludeerd dat de handelingen die bij [naam kind] nodig zijn, te weten controle op inname en/of aansporing bij inname van zijn dagelijkse medicijngebruik in verband met [naam kind] ADHD en astma, niet vallen onder langdurige intensieve medische specialistische verpleging in de thuissituatie als bedoeld in het Beoordelingskader.
4.3.2.
De Raad volgt de Svb hierin en acht daarbij het volgende van belang. De arts van het CIZ heeft ook dit onderdeel van zijn advies gebaseerd op het Beoordelingskader.
In het Beoordelingskader wordt toegelicht in welke situaties een score kan worden gegeven ten aanzien van het item ‘medische verzorging’. Het gaat daarbij kort gezegd om twee situaties. De eerste situatie betreft kinderen met zwaar complexe somatische problematiek of een lichamelijke handicap, die als gevolg van deze problematiek een behoefte hebben aan verzorging of verpleging en waarbij permanent toezicht noodzakelijk is. Het gaat hierbij om onafgebroken toezicht en actieve observatie gedurende de gehele dag met betrekking tot fysieke functies, waarbij de ouders/hulpverleners actief de vitale lichaamsfuncties van het kind moeten controleren. De tweede situatie betreft kinderen met lichtere complexe problematiek of een lichamelijke handicap, waarbij een of meer specifieke verpleegkundige handelingen nodig zijn en waarbij zorg voortdurend in de nabijheid nodig is. Het gaat daarbij om een vorm van beschikbaarheid van zorg die voor een groot deel bestaat uit meer passief toezicht. Het CIZ heeft terecht geconcludeerd dat de handelingen die ten tijde van de peildatum bij [naam kind] moesten worden verrichten – het controleren van de inname van medicijnen – hier niet aan voldoen en daarom geen score voor het item ‘medische verzorging’ kunnen opleveren
.Er is geen aanleiding voor het oordeel dat het advies van CIZ niet zorgvuldig tot stand is gekomen of dat dit advies niet concludent of anderszins onjuist is. Appellante heeft ook niet concreet (met medische stukken) onderbouwd dat deze zorgscore onjuist is.
4.4.
Uit het voorgaande volgt dat gelet op de voorhanden zijnde gegevens terecht geen punten zijn toegekend voor de items ‘lichaamshygiëne’ en ‘medische verzorging’. De verklaring van de kinderarts, van 30 september 2023, en de in hoger beroep overgelegde gelijkluidende verklaring van 9 augustus 2024 kunnen hier niet aan afdoen. De verklaring uit 2023 behelst de diagnose en de algemene constatering dat deze kinderen meer begeleiding nodig hebben. De verklaring is navolgbaar meegewogen door het CIZ. Hetzelfde geldt voor het verslag van de leerkracht. Het verslag geeft een beeld van het gedrag van en de benodigde begeleiding voor [naam kind] op school en is navolgbaar meegewogen door het CIZ. De overige in hoger beroep overgelegde stukken – van 2 juli 2024 van de school van voortgezet speciaal onderwijs, het vervoersadvies voor taxivervoer van 1 juli 2024 en het standpunt van de kinderarts van 8 juli 2024 dat reizen met het openbaar vervoer onmogelijk is voor [naam kind] – zien niet op het kwartaal in geding: het derde kwartaal van 2022. Dit betekent dat terecht slechts één punt is toegekend voor de situatie op de peildatum 1 juli 2022, terwijl een minimale zorgscore van drie punten is vereist.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak, waarbij is geoordeeld dat de Svb de aanvraag om dubbele kinderbijslag terecht heeft afgewezen, wordt bevestigd.
6. Omdat het hoger beroep niet slaagt, krijgt appellante geen vergoeding van haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigd de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos als voorzitter en M.A.H. van Dalen-van Bekkum en J.H. Ermers als leden, in tegenwoordigheid van N. El Khabazi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2024.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) N. El Khabazi

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke (wettelijke) regels

Algemene kinderbijslagwet (AKW)
Op grond van artikel 7a, eerste lid, van de AKW heeft een verzekerde voor een tot zijn huishouden behorend kind dat drie jaar is of ouder, maar nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, recht op een verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag, genoemd in artikel 12, eerste en tweede lid, van de AKW indien het kind is aangewezen op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen mate van intensieve zorg.
Besluit uitvoering kinderbijslag (Buk)
Op grond van artikel 11, eerste lid, van het Buk is van intensieve zorg als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de AKW sprake als een kind zodanig ernstig beperkt is in het dagelijks functioneren als gevolg van een ziekte of stoornis van lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of geestelijke aard dat de verzorging en oppassing door de ouders in ernstige mate wordt verzwaard.
Op grond van het tweede lid van artikel 11 van het Buk worden bij ministeriële regeling nadere regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop wordt vastgesteld of er sprake is van intensieve zorg als bedoeld in het eerste lid.
Op grond van artikel 12, eerste lid, van het Buk wint de Svb, om te bepalen of een kind intensieve zorg behoeft, een op medische gegevens gebaseerd advies in bij het Centrum indicatiestelling zorg, genoemd in artikel 7.1.1, eerste lid, van de Wet langdurige zorg. In het tweede lid is bepaald dat bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld met betrekking tot de procedure alsmede de beoordelingscriteria waarop het advies, bedoeld in het eerste lid, wordt gebaseerd.
Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg (Regeling)
In artikel 1 van de (ministeriële) Regeling is bepaald, voor zover van belang, dat in deze regeling onder advies wordt verstaan: een op medische gegevens gebaseerd advies als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het Buk.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Regeling kan de Svb vaststellen dat er sprake is van intensieve zorg indien het advies positief luidt.
Op grond van het tweede lid, aanhef en onderdeel b, luidt het advies positief indien het kind blijkens de beoordeling van CIZ intensieve zorg nodig heeft.
In artikel 3, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat de beoordeling, bedoeld in
artikel 2, tweede lid, onderdeel b, tot stand komt aan de hand van de volgende items:
a. lichaamshygiëne;
b. zindelijkheid;
c. eten en drinken;
d. mobiliteit;
e. medische verzorging;
f. gedrag;
g. communicatie;
h. alleen thuis zijn;
i. begeleiding buitenshuis;
j. bezig houden, handreikingen.
In het tweede lid is bepaald dat indien het CIZ oordeelt dat er sprake is van een zware zorgbehoefte op een item, het CIZ op dit item een punt toekent.
Ingevolge het derde lid, aanhef en onder b, behoeft het kind intensieve zorg als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, indien het 10-17 jaar is en het CIZ minimaal 3 punten toekent.
In het vierde lid bepaald dat het CIZ in aanvulling op het derde lid tot een positief advies kan komen indien het desbetreffende kind een punt toegekend krijgt op het item medische verzorging en er daardoor sprake is van de noodzaak tot permanent toezicht van de ouders.
Beoordelingskader
De CIZ hanteert bij de beoordeling als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van de Regeling, het Beoordelingskader BUK 2018. Hierin is bij ieder item als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling uitgewerkt wanneer een punt wordt toegekend. Verder is bij ieder item vermeld wanneer geen score wordt toegekend.

Voetnoten

1.Algemene Kinderbijslagwet.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 12 januari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:87.