ECLI:NL:CRVB:2024:1888
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand na opschorting wegens niet verstrekken van gegevens over ondernemingsactiviteiten
In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstand aan appellant na een opschorting van het recht op bijstand. Appellant ontving vanaf 26 februari 2019 bijstand op grond van de Participatiewet (PW), maar zijn bijstandsrecht werd opgeschort omdat hij niet de gevraagde gegevens over zijn ondernemingsactiviteiten en de daaruit genoten inkomsten heeft verstrekt. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag verzocht appellant op 17 juni 2020 om bankafschriften en zakelijke stukken in te leveren, maar appellant voldeed hier niet aan. Hierdoor werd zijn bijstand per 1 juni 2020 ingetrokken. De rechtbank Den Haag verklaarde de beroepen tegen de besluiten van het college ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de bestreden besluiten in stand kunnen blijven. Appellant heeft niet onderbouwd waarom hij de gevraagde gegevens niet kon verstrekken en heeft geen melding gemaakt van zijn ondernemersactiviteiten. De Raad concludeert dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken, omdat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld zonder de benodigde informatie. De hoger beroepen van appellant slagen niet, en de Raad bevestigt de uitspraken van de rechtbank.