ECLI:NL:CRVB:2024:1860

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 september 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
23/3006 AOW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om AOW-pensioen en verzoek om herziening door de Centrale Raad van Beroep

Op 19 september 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van een appellant die een aanvraag voor AOW-pensioen had ingediend. De aanvraag was eerder afgewezen door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) op 24 januari 2019. De appellant had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar de Svb handhaafde het besluit op 10 juni 2020. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van de appellant ongegrond in een uitspraak van 27 januari 2021, waartegen geen hoger beroep is ingesteld.

In 2022 diende de appellant een verzoek in tot herziening van het besluit van 24 januari 2019, maar dit verzoek werd door de Svb afgewezen op 14 december 2022. De appellant maakte opnieuw bezwaar, maar de Svb stelde dat het bezwaar niet inhoudelijk behandeld kon worden omdat het te laat was ingediend. De rechtbank bevestigde deze beslissing in de aangevallen uitspraak.

De appellant was van mening dat zijn bezwaarschrift te laat was ingediend vanwege ziekte. Hij overhandigde medische informatie, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de appellant niet voldoende had onderbouwd dat hij door ziekte niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De Raad concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De beslissing werd openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen dat de appellant geen goede reden had voor de termijnoverschrijding.

Uitspraak

23.3006 AOW-PV

Datum uitspraak: 19 september 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 augustus 2023, 23/2784 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] , Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Zitting heeft: A. van Gijzen, als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: M. Dafir
Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.M. Mulder.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Met een besluit van 24 januari 2019 heeft de Svb de aanvraag van appellant van een AOW [1] pensioen afgewezen. Appellant heeft tegen die afwijzing bezwaar gemaakt, maar de Svb heeft dit besluit gehandhaafd met zijn besluit van 10 juni 2020.
Het beroep van appellant tegen dat besluit heeft de rechtbank ongegrond verklaard met een uitspraak van 27 januari 2021. Tegen deze uitspraak van de rechtbank hebben partijen geen hoger beroep ingesteld.
Met een besluit van 14 december 2022 heeft de Svb het verzoek van appellant om het besluit van 24 januari 2019 te herzien afgewezen. Tegen dit besluit heeft appellante bezwaar gemaakt, maar de Svb heeft met het bestreden besluit van 4 april 2023 vastgesteld dat het bezwaar niet inhoudelijk wordt behandeld omdat het bezwaar te laat is gemaakt en daarvoor geen goede reden is gegeven.
In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Svb het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Volgens de rechtbank heeft appellant het bezwaarschrift te laat ingediend en is de termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Appellant heeft bij de rechtbank geen reden gegeven voor de termijnoverschrijding.
Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant stelt dat hij het bezwaarschrift te laat heeft ingediend omdat hij ziek was. Appellant heeft stukken met medische informatie overgelegd die dateren van 11 september 2023, 18 september 2023 en 5 december 2023. Het betreft informatie over medische onderzoeken die appellant in september en december 2023 heeft ondergaan.
De Raad is het eens met de rechtbank dat appellant het bezwaarschrift zonder goede reden te laat heeft ingediend. Appellant heeft niet betwist dat het bezwaarschrift te laat is ingediend en ook de Raad twijfelt daar niet aan.
De Raad concludeert dat niet aannemelijk is dat appellant een goede reden had om de bezwaartermijn te overschrijden. Appellant heeft gesteld dat hij het bezwaarschrift niet eerder kon indienen omdat hij ziek was, maar appellant heeft dit niet goed genoeg onderbouwd. Appellant heeft niet uitgelegd aan welke ziekte hij leed en welke klachten hem belemmerden om eerder een bezwaarschrift in te dienen. De medische verklaringen die appellant heeft overgelegd dateren van meer dan zeven maanden na het einde van de bezwaartermijn op 25 januari 2023. Uit die medische verklaringen is niet af te leiden dat appellant toen niet voor het einde van die termijn een bezwaarschrift kon indienen.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) M. Dafir (getekend) A. van Gijzen

Voetnoten

1.Algemene ouderdomswet.