ECLI:NL:CRVB:2024:1859
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake bijstandsverlening en terugvordering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 september 2024 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een bijstandsaanvraag had ingediend na eerdere intrekkingen en terugvorderingen door het college van burgemeester en wethouders van De Fryske Marren. Verzoeker ontving sinds 2 december 2000 bijstand, maar zijn bijstandsverlening werd beëindigd en teruggevorderd vanwege vermeende juridische werkzaamheden die hij had verricht zonder dit te melden. Verzoeker stelde dat hij een spoedeisend belang had bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat hij niet kon wachten op de uitkomst van de bodemprocedure. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat verzoeker inmiddels een volledig ouderdomspensioen ontvangt en dat de invordering van de schuld was opgeschort. Hierdoor was er geen spoedeisend belang aangetoond dat het treffen van een voorlopige voorziening vereiste. De voorzieningenrechter wees het verzoek af, omdat niet was gebleken van een zwaarwegend belang dat onverwijlde spoed vereiste. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de belangen van verzoeker en de procedurele context van de bijstandsverlening.