ECLI:NL:CRVB:2024:1853
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van appellant, die een WIA-uitkering ontvangt. Appellant had zich ziekgemeld op 19 februari 2021 en stelde dat het Uwv zijn arbeidsongeschiktheid onjuist had vastgesteld op 59,54%. Hij betoogde dat er geen zorgvuldig medisch onderzoek had plaatsgevonden en dat hij meer beperkingen had dan het Uwv had aangenomen. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 3 juli 2024, waar appellant aanwezig was en het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. C. Roele.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) had opgesteld, waaruit bleek dat appellant in staat was om 6 uur per dag te werken. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat de conclusies van het Uwv juist waren. Appellant herhaalde in hoger beroep zijn standpunt, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellant.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waardoor de toekenning van de WIA-uitkering aan appellant met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 59,54% in stand bleef. Appellant kreeg geen vergoeding voor het betaalde griffierecht, aangezien zijn hoger beroep niet succesvol was.