ECLI:NL:CRVB:2024:1841

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
22/577 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep na intrekking door appellant

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep met zaaknummer 22/577 ZW. Appellant had zich op 5 februari 2018 ziekgemeld vanuit de WW en ontving ziekengeld op basis van de Ziektewet. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft bij besluit van 29 juli 2019 vastgesteld dat appellant per 30 augustus 2019 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn loon kon verdienen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit bezwaar ongegrond verklaard.

In een tweede procedure heeft appellant zich opnieuw ziekgemeld per 20 januari 2020, maar het Uwv heeft ook in dit geval vastgesteld dat appellant per 9 maart 2020 geen recht meer had op ziekengeld. Het bezwaar hiertegen werd eveneens ongegrond verklaard. In een derde procedure heeft het Uwv geweigerd appellant een ZW-uitkering toe te kennen per 16 april 2020, wat ook ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft de beroepen van appellant tegen deze besluiten ongegrond verklaard.

Op 15 mei 2024 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het de bestreden besluiten 2 en 3 niet langer handhaafde en de ZW-uitkering van appellant per 9 maart 2020 voortzette. Appellant heeft hierna het hoger beroep ingetrokken, maar verzocht om proceskostenvergoeding. De Raad heeft het verzoek om proceskostenveroordeling voor besluit 1 afgewezen, maar het Uwv is veroordeeld in de kosten van appellant voor de andere besluiten tot een totaalbedrag van €5.372,-. Tevens is bepaald dat het Uwv het betaalde griffierecht van €232,- aan appellant vergoedt.

Uitspraak

22/577 ZW, 22/578 ZW, 22/579 ZW
Datum uitspraak: 25 september 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 4 februari 2022, 21/147, 21/149 en 21/151 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E. Akdeniz, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het Uwv heeft op 15 mei 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene bestuursrecht wet (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Inleiding

22.577 ZW

Appellant heeft zich op 5 februari 2018 vanuit de WW ziekgemeld. Het Uwv heeft appellant ziekengeld toegekend op grond van de Ziektewet (ZW). Het Uwv heeft bij besluit van 29 juli 2019 (besluit 1) vastgesteld dat appellant met ingang van 30 augustus 2019 geen recht meer heeft op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 4 december 2020 (bestreden besluit 1) ongegrond verklaard.

22.578 ZW

Appellant is in verband met een ziekmelding per 20 januari 2020 opnieuw in aanmerking gebracht voor een ZW-uitkering. Het Uwv het bij besluit van 3 maart 2020 (besluit 2) vastgesteld dat appellant per 9 maart 2020 geen recht meer heeft op ziekengeld. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 4 december 2020
(bestreden besluit 2) ongegrond verklaard.

22.579 ZW

Het Uwv heeft bij besluit van 13 mei 2020 (besluit 3) geweigerd appellant per 16 april 2020 een ZW-uitkering toe te kennen (besluit 3). Het Uwv heeft het bezwaar van appellant tegen dit besluit bij besluit van 4 december 2020 (bestreden besluit 3) ongegrond verklaard.

22.577 ZW, 22/578 ZW, 22/579 ZW

De rechtbank heeft de beroepen van appellant tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard
Met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 15 mei 2024 heeft het Uwv de bestreden besluiten 2 en 3 niet langer gehandhaafd en de ZW-uitkering van appellant (alsnog) per
9 maart 2020 voortgezet.

Het oordeel van de Raad

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.

22.577 ZW

Het besluit van 15 mei 2024 ziet op een andere datum dan het bestreden besluit 1 waarop deze procedure betrekking had. Het Uwv is met het besluit van 15 mei 2024 dan ook niet tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb.

22.578 ZW en 22/579 ZW

Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 15 mei 2024 volledig aan de bezwaren van appellant ten aanzien van de bestreden besluiten 2 en 3 is tegemoetgekomen.
De kosten voor rechtsbijstand worden, in gevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), begroot op € 1.872,- in bezwaar (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift tegen besluit 2, 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift tegen besluit 3 en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, met een waarde van € 624,- per punt), op € 2.625,- in beroep
(1 punt voor het indienen van het beroepschrift tegen het bestreden besluit 2, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift tegen het bestreden besluit 3 en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 875,- per punt) en € 875,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift, met een waarde van € 875,- per punt), in totaal € 5.372,-.
Er bestaat aanleiding te bepalen dat het Uwv het in beide zaken betaalde griffierecht van in totaal € 232,- aan appellant vergoedt.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

22.577 ZW

- wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af;

22.578 ZW en 22/579 ZW

- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van €5.372,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 232,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door T. Dompeling, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 september 2024.