ECLI:NL:CRVB:2024:1835
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep onder zaaknummer 22/2390 WW. De appellant, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland van 17 juni 2022. Het bestuursorgaan, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), heeft op 2 januari 2024 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarbij het bezwaar van de appellant gegrond werd verklaard. Hierdoor heeft het Uwv het recht op uitkering van de appellant op grond van de Werkloosheidswet ongewijzigd voortgezet per 1 augustus 2020.
De appellant heeft vervolgens het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. De Centrale Raad heeft vastgesteld dat het Uwv aan de appellant tegemoet is gekomen, wat aanleiding gaf om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. De kosten zijn forfaitair vastgesteld op € 3.062,50, inclusief het griffierecht van € 184,- dat het Uwv aan de appellant moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter S. Wijna, in aanwezigheid van griffier S.P.A. Elzer, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.