ECLI:NL:CRVB:2024:1835

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
22/2390 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep onder zaaknummer 22/2390 WW. De appellant, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland van 17 juni 2022. Het bestuursorgaan, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), heeft op 2 januari 2024 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarbij het bezwaar van de appellant gegrond werd verklaard. Hierdoor heeft het Uwv het recht op uitkering van de appellant op grond van de Werkloosheidswet ongewijzigd voortgezet per 1 augustus 2020.

De appellant heeft vervolgens het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. De Centrale Raad heeft vastgesteld dat het Uwv aan de appellant tegemoet is gekomen, wat aanleiding gaf om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. De kosten zijn forfaitair vastgesteld op € 3.062,50, inclusief het griffierecht van € 184,- dat het Uwv aan de appellant moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter S. Wijna, in aanwezigheid van griffier S.P.A. Elzer, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 25 september 2024
22/2390 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 17 juni 2022, 20/6656 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft [gemachtigde] hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en op 2 januari 2024 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1. Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
2. Vastgesteld wordt dat het Uwv met de beslissing op bezwaar van 2 januari 2024 het bezwaar van appellant tegen het primaire besluit van 4 september 2020 alsnog gegrond heeft verklaard en het recht op uitkering van appellant op grond van de Werkloosheidswet ongewijzigd heeft voortgezet per 1 augustus 2020.
3. Aldus is aan appellant tegemoetgekomen. Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, forfaitair vastgesteld en begroot op € 1.750,- in beroep (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1) en € 1.312,50 in hoger beroep (1 punt voor het hoger beroepschrift en 0,5 punt voor het geven van een zienswijze op de nieuwe beslissing op bezwaar met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1). Totaal € 3.062,50.
4. Ook zal de Raad bepalen dat het Uwv aan appellant het door hem in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 184,- vergoedt.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van in totaal € 3.062,50, te betalen door het Uwv aan appellant;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het door hem betaalde griffierecht van in totaal € 184,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door S. Wijna, in tegenwoordigheid van S.P.A. Elzer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 september 2024.
(getekend) S. Wijna
(getekend) S.P.A. Elzer