ECLI:NL:CRVB:2024:1825

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
24/31 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken van gronden in beroepschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 september 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg. Het hoger beroep was ingesteld door mr. R.A.N.H. Theeuwen-Verkoeijen, advocaat van appellant. De Raad heeft vastgesteld dat het ingediende beroepschrift geen gronden bevatte, wat in strijd is met artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De gemachtigde van appellant is meerdere keren in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen, maar heeft geen gronden ingediend binnen de gestelde termijnen. De Raad heeft het verzoek om uitstel voor het indienen van de gronden afgewezen en benadrukt dat overschrijding van de termijn zou leiden tot niet-ontvankelijkheid van de zaak. Aangezien appellant geen redenen heeft aangevoerd die het verzuim zouden verontschuldigen, heeft de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan door belanghebbenden en het bestuursorgaan worden aangevochten binnen zes weken na verzending van het afschrift.

Uitspraak

Datum uitspraak: 26 september 2024
24/31 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van
28 november 2023, 22/1510
Partijen:
[appellant] uit [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. R.A.N.H. Theeuwen-Verkoeijen, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Ingevolge artikel 6:24 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het ingediende beroepschrift bevat geen gronden.
Bij brief van 19 januari 2024 is de gemachtigde van appellant in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
Bij digitaal bericht van 5 februari 2024 heeft de gemachtigde van appellant de Raad verzocht uitstel te verlenen voor het indienen van de gronden.
Bij aangetekende brief van 20 februari 2024 heeft de Raad aan de gemachtigde van appellant uitstel verleend voor het indienen van de gronden van het hoger beroep en is meegedeeld dat de Raad nader uitstel niet zal verlenen. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld en is appellant erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg kan hebben dat de zaak niet inhoudelijk wordt behandeld.
De gemachtigde van appellant heeft bij digitaal bericht van 14 maart 2024 nogmaals om uitstel gevraagd voor het indienen van de gronden.
Bij aangetekende brief van 20 maart 2024 heeft de Raad het verzoek om uitstel voor het indienen van de beroepsgronden afgewezen. Daarbij is meegedeeld dat de gemachtigde van appellant binnen twee weken na de datum van deze brief alsnog de gronden dient in te dienen, en is erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg kan hebben dat de zaak niet inhoudelijk wordt behandeld.
De gemachtigde van appellant heeft deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging vormen voor dit verzuim. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door C. Karman, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 september 2024.
(getekend) C. Karman
(getekend) A. Giesen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift