ECLI:NL:CRVB:2024:1809

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
23/2547 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. B.F. Desloover, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 19 juli 2023 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/5615. Op 7 mei 2024 heeft mr. Desloover namens appellante het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het hoger beroep is ingetrokken na een herziene beslissing op bezwaar van het Uwv, waarin het bezwaar van appellante gegrond werd verklaard. Hierdoor is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 5.918,20, inclusief kosten voor een ingeschakelde deskundige en griffierechten. De uitspraak is gedaan door A.M. Rentema-Westerhof en is openbaar uitgesproken op 18 september 2024.

Uitspraak

23/2547 WIA
Datum uitspraak: 18 september 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 juli 2023, 22/5615
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. B.F. Desloover, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 7 mei 2024 heeft mr. Desloover namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten waaronder de kosten van de door appellante ingeschakelde deskundige drs. M.J. Gerritze.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetkomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat de gemachtigde van appellante het hoger beroep heeft ingetrokken naar aanleiding van de herziene beslissing op bezwaar van 25 april 2024. Met deze herziene beslissing op bezwaar heeft het Uwv het bezwaar gegrond verklaard, het bestreden besluit herroepen en alsnog besloten dat appellante met ingang van 23 december 2021 doorlopend arbeidsongeschikt voor de Ziektewet wordt geacht. Daarmee is sprake van een tegemoetgekomen, als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb.
Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.248,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting), € 1.750,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 875,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift). De door appellante gevraagde reiskosten voor het bijwonen van de zitting in beroep komen voor vergoeding in aanmerking tot een bedrag van € 12,40 (op basis van openbaar vervoer tweede klasse). Ook dient het Uwv het bedrag van € 2.032,80 te vergoeden voor de deskundige die appellante heeft moeten inschakelen. De hoogte van dit bedrag is door het Uwv niet bestreden. De totale door het Uwv te vergoeden proceskosten bedragen daarmee € 5.918,20.
Ook dient het Uwv het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 5.918,20;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van
in totaal € 186,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door A.M. Rentema-Westerhof in tegenwoordigheid van S.P.A. Elzer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 september 2024.
(getekend) A.M. Rentema-Westerhof
(getekend) S.P.A. Elzer