ECLI:NL:CRVB:2024:1799

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
22/2680 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep na intrekking door appellante

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Op 13 september 2023 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Hierdoor heeft appellante op 29 september 2023 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van het Uwv. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend, en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

De Centrale Raad van Beroep overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener van het beroepschrift kan worden veroordeeld in de kosten, indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in dit geval veroordeeld moet worden in de proceskosten die appellante heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De proceskosten zijn begroot op € 1.750,- voor zowel het beroep als het hoger beroep, plus reiskosten en kosten voor ingebrachte medische informatie.

De uiteindelijke beslissing van de Raad is dat het Uwv in totaal € 4.006,97 aan kosten aan appellante moet vergoeden, inclusief het griffierecht van € 186,-. Deze uitspraak is gedaan door M.E. Fortuin, in tegenwoordigheid van griffier S.P.A. Elzer, en is openbaar uitgesproken op 18 september 2024.

Uitspraak

22/2680 WIA
Datum uitspraak: 18 september 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 1 juli 2022, 22/56 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft [gemachtigde] hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 13 september 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 29 september 2023 heeft [gemachtigde] namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Appellante heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 13 september 2023 volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht in beroep begroot op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,-) en op € 20,40 aan reiskosten voor het bijwonen van de zitting. In hoger beroep worden de proceskosten begroot op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,-). Ook wordt het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de kosten van de door appellante in beroep ingebrachte medische informatie van Stichting Cardiozorg van 22 april 2022 tot een bedrag van € 486,57 (inclusief BTW).
Daarnaast dient het Uwv het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 4.006,97;
- bepaalt dat het Uwv het door appellante beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van € 186,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.E. Fortuin, in tegenwoordigheid van S.P.A. Elzer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 september 2024.
(getekend) M.E. Fortuin
(getekend) S.P.A. Elzer