ECLI:NL:CRVB:2024:1788

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
22/3706 ANW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Centrale Raad van Beroep in hoger beroep tegen herzieningsverzoek

Op 29 augustus 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/3706 ANW-PV. De Raad verklaarde zich onbevoegd om kennis te nemen van het hoger beroep dat was ingesteld door de appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 september 2022. De rechtbank had eerder het beroep van de appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald. De appellant had vervolgens verzet aangetekend, maar dit werd ongegrond verklaard. Hierna verzocht de appellant om herziening van de uitspraak, maar ook dit verzoek werd door de rechtbank afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren aangevoerd.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat hij onbevoegd was om het hoger beroep te behandelen. Dit oordeel is gebaseerd op de wettelijke bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), met name artikel 8:104, dat bepaalt dat tegen bepaalde uitspraken geen hoger beroep kan worden ingesteld. In dit geval betrof het herzieningsverzoek een uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid, van de Awb, waartegen op grond van artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder c, geen hoger beroep mogelijk is. De Raad benadrukte het belang van rechtsbescherming en rechtseenheid, maar concludeerde dat de wetgever beperkingen heeft gesteld aan de hoger beroepsmogelijkheden in dit soort gevallen.

De uitspraak werd gedaan in het openbaar, waarbij de griffier E.P.J.M. Claerhoudt en het lid van de enkelvoudige kamer M.L. Noort de beslissing ondertekenden. De appellant was niet verschenen ter zitting, terwijl de Sociale verzekeringsbank (Svb) werd vertegenwoordigd door mr. drs. N. Diamant.

Uitspraak

22.3706 ANW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 september 2022, 22/1463 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] , Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 29 augustus 2024
Zitting heeft: M.L. Noort, als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: E.P.J.M. Claerhoudt
Ter zitting van 29 augustus 2024 is appellant niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. N. Diamant.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart zich onbevoegd.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Appellant heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 9 januari 2020. In een uitspraak van 17 mei 2021 heeft de rechtbank dit beroep, met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, [1] niet-ontvankelijk verklaard, omdat het griffierecht niet was betaald. In een uitspraak van 1 december 2021 heeft de rechtbank het verzet hiertegen ongegrond verklaard. Appellant heeft de rechtbank vervolgens verzocht de uitspraak van 1 december 2021 te herzien.
De rechtbank heeft het verzoek om herziening ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank heeft appellant geen nieuwe feiten en omstandigheden aangevoerd als bedoeld in artikel 8:119 van de Awb.
Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens.
De Raad komt tot het oordeel dat hij onbevoegd is van dit hoger beroep kennis te nemen. Vanuit het oogpunt van rechtsbescherming en rechtseenheid acht de Raad zich bevoegd kennis te nemen van een tegen een uitspraak van de rechtbank op een herzieningsverzoek ingesteld hoger beroep, ongeacht of de rechtbank inwilligend dan wel afwijzend op het desbetreffende herzieningsverzoek heeft beslist. Dit is anders als het herzieningsverzoek waarop de rechtbank heeft beslist betrekking heeft op een uitspraak als bedoeld in artikel 8:104, tweede en vierde lid, van de Awb. Daartegen kan geen hoger beroep worden ingesteld omdat aldus immers de door de wetgever bepaalde beperking van de hoger beroepsmogelijkheden zou worden doorbroken.
Het herzieningsverzoek waarop de rechtbank heeft beslist heeft betrekking op een uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid, van de Awb. Daartegen kan op grond van artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb geen hoger beroep worden ingesteld. Nu hoger beroep niet mogelijk is, zal de Raad zich onbevoegd verklaren.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) E.P.J.M. Claerhoudt (getekend) M.L. Noort

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.