ECLI:NL:CRVB:2024:1782
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekennen IVA-uitkering aan appellante wegens niet-duurzame arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om aan appellante per 12 augustus 2022 een IVA-uitkering toe te kennen, omdat de volledige arbeidsongeschiktheid niet duurzaam zou zijn. Appellante is van mening dat haar beperkingen duurzaam zijn en heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, die het beroep ongegrond verklaarde. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 1 augustus 2024, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. O.H.G. Daane Bolier, en het Uwv door mr. M.J.H.H. Fuchs.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante voor het laatst als verkoopmedewerkster heeft gewerkt en zich op 14 augustus 2020 ziek heeft gemeld. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering en een verzekeringsgeneeskundig onderzoek, heeft het Uwv in juli 2022 geweigerd om een WIA-uitkering toe te kennen, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. In januari 2023 heeft het Uwv het bezwaar van appellante gegrond verklaard en haar een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, met een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, maar zonder de erkenning van duurzame beperkingen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd dat de volledige arbeidsongeschiktheid van appellante niet duurzaam is. De Raad onderschrijft deze conclusie en oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat er geen duurzame beperkingen zijn. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellante niet in aanmerking komt voor een IVA-uitkering, maar dat het Uwv wel in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld.