ECLI:NL:CRVB:2024:1769

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
22/846 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens termijnoverschrijding in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld over de niet-ontvankelijkheid van het beroep van appellant, die zijn beroepschrift niet tijdig had ingediend. Het beroepschrift was niet binnen de wettelijke termijn van zes weken ingediend, en de Raad oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De rechtbank had eerder het beroep van appellant tegen een besluit van het CAK niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift pas op 8 juli 2020 was ingediend, terwijl de termijn op 27 mei 2020 was aangevangen. Appellant voerde aan dat hij door een defect aan zijn laptop en door vertraging in de internationale post niet in staat was om tijdig te reageren. De Raad oordeelde echter dat deze omstandigheden niet voldoende waren om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellant ongegrond. Hierdoor kreeg appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

Uitspraak

22/846 ZVW
Datum uitspraak: 11 september 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 2 februari 2022, 20/4840 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (Duitsland) (appellant)
het CAK
SAMENVATTING
Het gaat in deze zaak over de vraag of de rechtbank het beroep van appellant terecht nietontvankelijk heeft verklaard. Het beroepschrift is niet binnen de daarvoor geldende termijn van zes weken ingediend. Deze termijnoverschrijding is niet verschoonbaar. De rechtbank heeft het beroep daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Het CAK heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 31 juli 2024. Appellant is niet verschenen
.Het CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.M. Nijman.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Bij besluit van 11 februari 2020 heeft het CAK, voor zover hier van belang, het verzoek van appellant om vergoeding van de door hem betaalde particuliere ziektekostenpremies over de jaren 2008 en 2009 en de door zijn echtgenote betaalde premies over de jaren 2007 tot en met 2009 afgewezen. Dit besluit is, na bezwaar, gehandhaafd bij het besluit van 26 mei 2020 (bestreden besluit).
1.2.
Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank het volgende overwogen. Als vaststaand wordt aangenomen dat het bestreden besluit op 26 mei 2020 bekend is gemaakt, zodat de beroepstermijn is aangevangen op 27 mei 2020. Appellant heeft zijn beroepschrift op 8 juli 2020 bij het postkantoor afgegeven. Het beroepschrift is daarmee niet tijdig ingediend. De door appellant aangevoerde redenen geven geen aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Appellant heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het voor hem onmogelijk was om binnen de termijn van zes weken een beroepschrift in te dienen.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant heeft aangevoerd dat de termijnoverschrijding wel verschoonbaar is te achten. Er was sprake van een defect aan zijn laptop, waardoor appellant zijn beroepschrift niet kon afronden. Bovendien heeft appellant het bestreden besluit als gevolg van het internationaal posttraject pas op 6 juni 2020 ontvangen.
Het oordeel van de Raad
4.1.
De Raad beoordeelt of het oordeel van de rechtbank juist is aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.2.
Wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, is grotendeels een herhaling van wat hij in beroep naar voren heeft gebracht. De Raad is van oordeel dat de rechtbank het beroep van appellant terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard vanwege een niet verschoonbare overschrijding van de beroepstermijn. De Raad ziet in wat appellant heeft aangevoerd geen bijzondere omstandigheden die maken dat het niet tijdig indienen van het beroepschrift hem niet of slechts in geringe mate kan worden toegerekend. [1] Het door appellant beschreven (tijdelijke) probleem met zijn laptop en de omstandigheid dat appellant vanwege het internationaal posttraject geen gebruik heeft kunnen maken van de volledige wettelijke beroepstermijn leiden niet tot die conclusie. Appellant heeft gesteld dat hij het bestreden besluit op 6 juni 2020 heeft ontvangen en daarmee is geen sprake van de situatie dat appellant pas kennis heeft kunnen nemen van het bestreden besluit toen de beroepstermijn al geheel of grotendeels was verstreken.

Conclusie en gevolgen

4.3.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. De rechtbank heeft het beroep van appellant terecht niet-ontvankelijk verklaard.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt, krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Tobé, in tegenwoordigheid van S.S. Blok als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 september 2024.
(getekend) L.M. Tobé
(getekend) S.S. Blok

Voetnoten

1.Vergelijk CBb 30 januari 2024: ECLI:NL:CBB: 2024:31 en CRvB 8 mei 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:932.