ECLI:NL:CRVB:2024:1735
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering na herbeoordeling en geschiktheid voor WIA-functies
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant per 8 juni 2021. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vastgesteld dat appellant geschikt is voor de functies die zijn geselecteerd in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig is geweest en dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn beperkingen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op een zitting op 12 juni 2024, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J. Nijssen, en het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M.J. van Steenwijk. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland bevestigd, waarin werd geoordeeld dat het Uwv voldoende inzichtelijk heeft gemotiveerd waarom de geselecteerde functies medisch passend zijn voor appellant. De Raad concludeert dat er geen reden is om te twijfelen aan de vaststelling van de medische belastbaarheid van appellant en dat de beëindiging van de ZW-uitkering terecht is.