ECLI:NL:CRVB:2024:1728

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
23/3067 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. S. van Andel, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 30 januari 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Op 14 maart 2024 heeft appellante het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling voor de kosten van rechtsbijstand in hoger beroep. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Centrale Raad van Beroep heeft vervolgens de proceskosten van appellante vastgesteld op € 875,- en het Uwv veroordeeld tot vergoeding van het betaalde griffierecht van € 136,-. De uitspraak is gedaan op 4 september 2024 door C.F.E. van Olden-Smit, in aanwezigheid van griffier H. Alajai. De uitspraak is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Datum uitspraak: 4 september 2024
23/3067 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
28 september 2023, 22/4551 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. S. van Andel, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft bij besluit van 30 januari 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 14 maart 2024 heeft mr. Van Andel namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante, bestaande uit kosten voor de aan appellante verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 30 januari 2024 volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken voor de aan haar verleende rechtsbijstand. Deze proceskosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 875,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift). In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 875,-.
Ook zal de Raad bepalen dat het Uwv het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 136,- vergoedt.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 875,-;
- bepaald dat het Uwv het in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 136,- aan appellante vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door C.F.E. van Olden-Smit, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 september 2024.
(getekend) C.F.E. van Olden-Smit
(getekend) H. Alajai