ECLI:NL:CRVB:2024:1726
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de berekening van de Wajong-uitkering en het garantiebedrag
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 23 juni 2023 het bezwaar van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Het betreft de Wajong-uitkering van appellant over de periode van 1 april 2022 tot en met 30 juni 2022. Appellant ontving sinds 1 juli 2011 een Wajong-uitkering en heeft in 2021 een garantiebedrag toegewezen gekregen. Het Uwv heeft vastgesteld dat de Wajong-uitkering van appellant correct is berekend en dat het ontvangen garantiebedrag overeenkomt met het bedrag waar hij recht op heeft. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 12 juni 2024, waar appellant werd vertegenwoordigd door mr. H. Martens en het Uwv door mr. N. Libari. De Raad heeft geconcludeerd dat de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten, omdat de hoogte van het garantiebedrag in deze procedure niet ter toetsing voorligt. De Raad heeft de argumenten van appellant, die stelde dat het garantiebedrag te laag is vastgesteld en dat dit onredelijk bezwarend voor hem is, niet gevolgd. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, wat betekent dat de berekening van de Wajong-uitkering van appellant correct is.