ECLI:NL:CRVB:2024:1725
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant en geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, vastgesteld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 71,22% per 11 juli 2021. Appellant, die zich ziekmeldde met rugklachten en psychische klachten, betwist de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid en stelt dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld na een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die het beroep ongegrond had verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv voldoende medische en arbeidskundige onderbouwing heeft geleverd voor de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid. De verzekeringsarts en arbeidsdeskundige hebben de beperkingen van appellant in kaart gebracht en geschikte functies geselecteerd. Appellant heeft aangevoerd dat hij niet in staat is om de geselecteerde functies te vervullen, mede door zijn cannabisgebruik en de beperkingen die in een Inzetbaarheidsprofiel zijn opgenomen. De Raad heeft echter geoordeeld dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid correct heeft vastgesteld en dat de geselecteerde functies geschikt zijn voor appellant.
De Raad heeft de argumenten van appellant, waaronder de verwijzing naar eerdere rechtspraak en de noodzaak van deskundigen, niet overtuigend geacht. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het verzoek van appellant om schadevergoeding wordt afgewezen.