ECLI:NL:CRVB:2024:1709

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
23/506 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) door het CIZ

In deze zaak heeft appellante, geboren in 1972, een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) vanwege haar medische aandoeningen, waaronder dunne en dikke vezel neuropathie, de ziekte van Paget en een myocardinfarct. Het CIZ heeft haar aanvraag op 22 oktober 2021 afgewezen, en na bezwaar heeft het CIZ op 22 augustus 2022 deze afwijzing gehandhaafd. Het CIZ stelde dat er geen blijvende noodzaak was voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel, ondanks de geconstateerde zorgbehoefte van appellante. De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, en appellante is in hoger beroep gegaan bij de Centrale Raad van Beroep.

Tijdens de zitting op 17 juli 2024 heeft de Raad de zaak behandeld. Appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. T.M.J. Oosterhuis-Putter, terwijl het CIZ werd vertegenwoordigd door mr. I.C.J.G. van Maris-Kindt. De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld, waaronder haar stelling dat zij door medicijngebruik niet tijdig kan alarmeren en dat zij bij haar neuroloog is uitbehandeld. De Raad concludeert dat het medisch advies van het CIZ zorgvuldig tot stand is gekomen en dat er geen noodzaak is voor 24 uur zorg in de nabijheid. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van de zorgaanvraag in stand blijft. Appellante krijgt geen vergoeding van proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

23/506 WLZ
Datum uitspraak: 28 augustus 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 11 januari 2023, SHE 22/2394 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het CIZ
SAMENVATTING
Deze zaak gaat over de vraag of het CIZ de aanvraag van appellante om zorg op grond van de Wlz terecht heeft afgewezen. Net als de rechtbank beantwoordt de Raad deze vraag bevestigend.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. T.M.J. Oosterhuis-Putter, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 17 juli 2024. Namens appellante is mr. Oosterhuis-Putter verschenen. Het CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.C.J.G. van Maris-Kindt.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante, geboren op [geboortedatum] 1972, heeft dunne vezel neuropathie en dikke vezel neuropathie. Daarnaast is appellante bekend met de ziekte van Paget en heeft zij een myocardinfarct gehad. Appellante heeft hierdoor hulp nodig bij haar persoonlijke verzorging. Ook ondervindt zij cognitieve klachten. Als gevolg hiervan heeft appellante een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
1.2.
Bij besluit van 22 oktober 2021 heeft het CIZ de aanvraag afgewezen. Appellante heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het CIZ is met een besluit van 22 augustus 2022 bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
Het CIZ heeft zich bij het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat hoewel bij appellante sprake is van de grondslag lichamelijke handicap en de grondslag somatische aandoening, er geen (blijvende) noodzaak is voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel. Het is aannemelijk dat appellante een zorgbehoefte heeft. De bij appellante geconstateerde aandoeningen vragen echter niet om direct ingrijpen ter voorkoming van risicovolle situaties. Appellante kan adequaat hulp inroepen.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard. Het geschil gaat om de vraag of het CIZ terecht tot het besluit is gekomen dat geen sprake is van een (blijvende) noodzaak aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel. Het Zorginstituut heeft het CIZ geadviseerd de medische noodzaak tot 24 uur per dag zorg te laten beoordelen door een medisch adviseur, omdat de medisch adviseur dat in het advies bij het besluit van 22 oktober 2021 niet had gedaan. De medisch adviseur komt in het advies van 22 augustus 2022 tot de conclusie dat voor appellante geen blijvende noodzaak tot 24 uur per dag zorg in de nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel bestaat. De rechtbank is van oordeel dat het medisch advies van 22 augustus 2022 voldoende zorgvuldig tot stand is gekomen en dat de inhoud van het advies duidelijk is. De medisch adviseur heeft alle beschikbare medische informatie van appellante in de beoordeling betrokken. De enkele omstandigheid dat bij appellante sprake is van zowel een huidaandoening, als een spierziekte en een botaandoening, maakt niet dat appellante is aangewezen op 24 uur zorg in de nabijheid. Uit het huisbezoek blijkt dat appellante regie kan voeren, kan alarmeren, kan telefoneren en de mail kan gebruiken. Appellante is daarmee in staat om op relevante momenten zelf hulp in te roepen. Op basis van de beschikbare medische stukken is het niet aannemelijk dat ernstig nadeel voor appellante zal optreden als zij na het alarmeren op zorg moet wachten. Appellante heeft geen medische informatie overgelegd waarmee is onderbouwd dat de medisch adviseur de situatie onjuist heeft ingeschat. Indien appellante zorg nodig heeft kan zij mogelijk een beroep doen op andere regelingen zoals de Zorgverzekeringswet of de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank en heeft daartoe aangevoerd dat het CIZ in eerste instantie de noodzaak tot 24 uur per dag zorg in de nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel, correct had vastgesteld. Appellante kan namelijk door het gebruik van medicatie niet tijdig alarm slaan wat vervolgens kan leiden tot ernstig nadeel. Voorts wordt door appellante gesteld dat zij bij haar neuroloog is uitbehandeld en daarom de voorgestelde multidisciplinaire behandeling geen effect zal sorteren.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het beroep ongegrond heeft verklaard. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellante heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
Het CIZ heeft bij besluit van 22 oktober 2021vastgesteld dat bij appellante sprake is van de grondslagen lichamelijke handicap en somatische aandoening. Anders dan appellante van opvatting is, is in dit besluit niet neergelegd dat sprake is van de noodzaak tot 24 uur per dag zorg in de nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel. In dit besluit is slechts neergelegd dat appellante afhankelijk is van hulp van derden. Dat is ook niet in geschil. In geschil is of deze zorg planbaar is, of 24 uur per dag in de nabijheid aanwezig moet zijn ter voorkoming van ernstig nadeel. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het medisch advies van het CIZ van 22 augustus 2022 – dat ziet op de al dan niet aanwezig zijn van de noodzaak tot 24 uur per dag zorg in de nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel – op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en overigens ook inzichtelijk is. Appellante heeft haar standpunt dat nu zij is uitbehandeld en vanwege medicijngebruik niet tijdig kan alarmeren niet met (medische) stukken onderbouwd. Het nicotine- en medicijngebruik van appellante, waar appellante zowel in haar stukken als ter zitting naar heeft verwezen, vormt geen aanleiding om een noodzaak tot 24 uur per dag zorg aan te nemen. De Raad volgt daarom het oordeel van de rechtbank. Met het oog hierop bestaat geen aanleiding voor bespreking of de behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid ook blijvend is.

Conclusie en gevolgen

4.3.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en appellante geen aanspraak heeft op Wlz-zorg.
5. Gezien de uitkomst van het hoger beroep krijgt appellante geen vergoeding van haar proceskosten. Zij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van I. van der Hout als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2024.
(getekend) J. Brand
(getekend) I. van der Hout