ECLI:NL:CRVB:2024:1700
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand van appellant, die zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet te melden dat hij niet langer woonachtig was op het opgegeven adres. Appellant ontving sinds 4 september 2019 bijstand op grond van de Participatiewet (PW) en stond ingeschreven op adres X te [woonplaats]. Echter, op 9 september 2020 deed hij een aanvraag voor bijzondere bijstand voor een ander adres, Y, en op 25 september 2020 verklaarde hij dat hij op adres Y woonde. Na een huisbezoek op 29 december 2020, waaruit bleek dat appellant niet op adres X woonde, heeft het college de bijstand per 2 oktober 2020 ingetrokken en teruggevorderd. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad oordeelt dat het college terecht heeft gesteld dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe argumenten aangedragen die de eerdere beslissing zouden kunnen ondermijnen. De Raad bevestigt de beslissing van de rechtbank en houdt de intrekking en terugvordering van de bijstand in stand.