ECLI:NL:CRVB:2024:1695

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
30 augustus 2024
Zaaknummer
23/2312 BABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag gehandicaptenparkeerkaart op basis van medische adviezen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De appellant, geboren in 1984, had op 30 maart 2021 een aanvraag ingediend, die op 12 augustus 2021 werd afgewezen. Het college baseerde deze afwijzing op medische adviezen van de GGD, waaruit bleek dat de appellant zich zonder hulp met gebruikelijke loophulpmiddelen over een langere afstand dan 100 meter kan voortbewegen. De rechtbank Amsterdam had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, wat de appellant niet accepteerde en daarom hoger beroep instelde.

Tijdens de zitting op 17 juli 2024 werd de zaak behandeld, waarbij de appellant werd vertegenwoordigd door zijn advocaten, mr. F.R.G. Keijzer en mr. Ezzamouri, en het college door mr. drs. A. de Waal. De Raad oordeelde dat de medische adviezen aan de gestelde eisen voldeden en dat er geen objectieve medische onderbouwing was voor de loopbeperking van de appellant. De Raad concludeerde dat het onderzoek op zorgvuldige wijze was uitgevoerd en dat de rechtbank terecht het beroep ongegrond had verklaard. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en het bestreden besluit bleef in stand, wat betekent dat de appellant geen gehandicaptenparkeerkaart zal ontvangen. Tevens werd bepaald dat de appellant geen proceskostenvergoeding ontvangt en het betaalde griffierecht niet terugkrijgt.

Uitspraak

Datum uitspraak: 28 augustus 2024
23/2312 BABW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 juni 2023, 22/5531 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)

SAMENVATTING

Deze zaak gaat over de vraag of de aanvraag om een gehandicaptenparkeerkaart voor een bestuurder terecht is afgewezen. De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend. Het college heeft zijn besluitvorming mogen baseren op de medische adviezen van de GGD, waaruit geen objectieve medische onderbouwing van de loopbeperking van appellant is gebleken.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. F.R.G. Keijzer, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 17 juli 2024. Namens appellant zijn mr. Keijzer en mr. Ezzamouri verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. A. de Waal.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant, geboren op [geboortedatum] 1984, heeft op 30 maart 2021 een aanvraag ingediend voor een Europese gehandicaptenparkeerkaart type bestuurder.
1.2.
Het college heeft bij besluit van 12 augustus 2021 de aanvraag afgewezen. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het college is met een besluit van 26 oktober 2022 bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat appellant zich, zonder hulp van een ander, met de gebruikelijke loophulpmiddelen, redelijkerwijs over een langere afstand dan 100 meter aaneengesloten kan voortbewegen en daarom niet in aanmerking komt voor een gehandicaptenparkeerkaart. Het college heeft zich daarbij gebaseerd op de adviezen van de GGD van 14 mei 2021, 9 juli 2021, 18 februari 2022 en 3 oktober 2022.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard. Medische adviezen moeten duidelijk, voldoende controleerbaar en concludent zijn. De rechtbank oordeelt dat de adviezen van de GGZ voldoen aan deze vereisten. Uit de adviezen volgt dat appellant zich zonder hulp van een ander, met de gebruikelijke loophulpmiddelen, redelijkerwijs over een langere afstand dan honderd meter aaneengesloten kan voortbewegen. De brief van de fysiotherapeut van 22 oktober 2021 is in de bezwaarprocedure aan de GGD voorgelegd, maar heeft niet tot een ander medisch advies geleid. Bij appellant zijn namelijk geen medische beperkingen geconstateerd waaruit blijkt dat appellant nog maar honderd meter zou kunnen of mogen lopen. De rechtbank oordeelt dan ook dat het onderzoek op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank en heeft daartoe aangevoerd dat zijn beperkingen niet adequaat zijn onderzocht. Appellant heeft medische informatie verstrekt waaruit volgt dat een duidelijke oorzaak van de klachten van appellant nog niet is vastgesteld, maar dat wel is vast komen te staan dat appellant kampt met invaliditeit als gevolg van een sensibiliteitsstoornis. Uit de brief van de fysiotherapeut waarin staat dat appellant geen vijftig meter kan lopen zonder krukken, mag niet zonder meer worden afgeleid dat appellant met de gebruikelijke ondersteuning wel in staat is honderd meter of meer af te leggen. Appellant vindt dat de medische adviezen niet op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze zijn opgesteld.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het beroep ongegrond heeft verklaard. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellant heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
Anders dan appellant betoogt, bestaat geen aanleiding te oordelen dat appellant niet adequaat is onderzocht. Het onderzoek dat op 16 april 2021 heeft plaatsgevonden op basis van het te hanteren protocol Gehandicaptenparkeervoorzieningen (VIA-Protocol). Een inspectie van het looppatroon heeft deel uitgemaakt van het onderzoek. Bij appellant is een normaal tot licht afwijkend looppatroon waargenomen.
4.2.
De Raad volgt voorts de rechtbank in het oordeel dat de medische adviezen overigens aan de gestelde eisen voldoen. Uit de adviezen volgt dat de verstrekte medische gegevens op inzichtelijke wijze bij de advisering zijn betrokken en waarom deze gegevens niet leiden tot het oordeel dat appellant zich, zonder hulp van een ander, met de gebruikelijke loophulpmiddelen, redelijkerwijs over een langere afstand dan 100 meter aaneengesloten kan voortbewegen. Uit de brief van de neuroloog van 10 augustus 2021volgt niet dat de in de adviezen getrokken conclusie onjuist is. In deze brief is immers vermeld dat er geen beknelde zenuwen zijn en evenmin aanwijzingen zijn voor een andere aandoening van de zenuwen. Uit de brief van de fysiotherapeut volgt dit evenmin. Dit reeds omdat in deze brief niet van het juiste toetsingskader is uitgegaan. Nu ook overigens niet is gebleken van een medische objectieve onderbouwing van de loopbeperking van appellant, heeft het college zich bij het bestreden besluit kunnen baseren op de uitgebrachte adviezen.

Conclusie en gevolgen

4.3.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en aan appellant geen gehandicaptenparkeerkaart wordt verstrekt.
5. Gezien de uitkomst van het hoger beroep krijgt appellant geen vergoeding van haar proceskosten. Hij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van I. van der Hout als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2024.
(getekend) J. Brand
(getekend) I. van der Hout