ECLI:NL:CRVB:2024:1687
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de toekenning van een WIA-uitkering aan appellant, die per 14 april 2021 is vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 41,76%. Appellant is van mening dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen en kan daarom de geselecteerde functies niet vervullen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht heeft vastgesteld. De Raad volgt de rechtbank in haar oordeel dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de zorgvuldigheid en juistheid van het bestreden besluit. Appellant heeft geen toestemming gegeven voor het opvragen van medische informatie en was niet op de hoogte van een eventuele diagnose. De verzekeringsartsen hebben zich gebaseerd op hun eigen onderzoeksbevindingen en de conclusies uit een psychiatrisch expertiserapport van Psyon. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en het besluit in stand gelaten. De Raad bevestigt deze uitspraak, omdat appellant niet heeft aangetoond dat de medische beoordeling onjuist is. De geselecteerde functies zijn geschikt voor appellant, en zijn stelling dat hij volledig arbeidsongeschikt is, wordt niet ondersteund door medische gegevens. De uitspraak van de rechtbank blijft dan ook in stand, en appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.