ECLI:NL:CRVB:2024:1678
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van waarnemingen van arbeid verricht bij een restaurant
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Groningen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 6 augustus 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de waarnemingen van handhavingsmedewerkers onvoldoende specifiek zijn en dat hij geen op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht. De handhavingsmedewerkers hebben echter in de maanden augustus, september, november en december 2021 in totaal 25 waarnemingen verricht bij een Indiaas restaurant, waarbij de appellant 15 keer is gezien. De Raad oordeelt dat de waarnemingen voldoende concreet zijn en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de identiteit van de waargenomen persoon. De appellant heeft zelf erkend regelmatig bij het restaurant te komen en is formeel in dienst getreden na de waarnemingen. De Raad concludeert dat de appellant op geld waardeerbare arbeid heeft verricht, wat de intrekking van de bijstand rechtvaardigt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en de appellanten krijgen geen proceskostenvergoeding of terugbetaling van griffierecht.