ECLI:NL:CRVB:2024:1654
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de weigering van een WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant een WIA-uitkering toe te kennen per 15 juli 2021, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant is van mening dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft vastgesteld en kan daarom de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies niet vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en is van oordeel dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend. De Raad volgt de medische beoordeling van de verzekeringsartsen van het Uwv en concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van deze beoordeling. De rechtbank heeft eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad oordeelt dat de medische informatie die appellant heeft ingediend, niet voldoende is om aan te tonen dat zijn beperkingen zijn onderschat. De Raad concludeert dat de geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.