ECLI:NL:CRVB:2024:1604

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 augustus 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
23/3183 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van AOW-pensioen op basis van huwelijkse tijdvakken en de gevolgen van niet-verzekerde periodes

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 augustus 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, geboren in 1956 en woonachtig in Marokko, heeft een AOW-pensioen aangevraagd dat door de Sociale verzekeringsbank (Svb) is vastgesteld op 4%, met een korting van 96% vanwege niet-verzekerde periodes. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellante niet zelf verzekerd was voor de AOW, omdat zij nooit in Nederland heeft gewoond of gewerkt. De Svb heeft de huwelijkse tijdvakken van appellante met haar eerste echtgenoot in aanmerking genomen, maar er zijn geen aanvullende huwelijkse tijdvakken vastgesteld die recht zouden geven op een hoger AOW-pensioen.

Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het toegekende AOW-pensioen onvoldoende is om in haar levensonderhoud te voorzien. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank overgenomen en vastgesteld dat er geen bewijs is voor meer verzekerde tijdvakken dan door de Svb is aangenomen. De korting van 96% op het AOW-pensioen is derhalve gerechtvaardigd. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van verzekerde tijdvakken voor de AOW en de gevolgen van het ontbreken daarvan, vooral voor personen die in het buitenland wonen en geen eigen verzekeringsgeschiedenis in Nederland hebben.

Uitspraak

23/3183 AOW
Datum uitspraak: 8 augustus 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 oktober 2022, 22/6024 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] , Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
SAMENVATTING
De Svb heeft terecht op grond van huwelijkse tijdvakken een AOW-pensioen aan appellante toegekend van 4%. Er zijn niet meer opgebouwde huwelijkse tijdvakken dan door de Svb aangenomen. Het hoger beroep slaagt niet.

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak ter behandeling aan de orde gesteld op een zitting van 27 juni 2024. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante is in 1956 geboren, woont in Marokko en is op [trouwdag 1] 1995 getrouwd met [echtgenoot] , geboren in 1934. Na van hem op [datum 1] 1997 te zijn gescheiden is appellante op [trouwdag 2] 2000 met [echtgenoot] hertrouwd. [echtgenoot] heeft op [verjaardag echtgenoot] 1999 de AOW [1] gerechtigde leeftijd bereikt.
1.2.
Op [verjaardag appellante] 2022 heeft appellante de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. De Svb heeft met een besluit van 6 mei 2022, na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 11 november 2022 (bestreden besluit) aan appellante een AOW-pensioen toegekend. Op het AOWpensioen is een korting toegepast van 96%. Appellante is niet zelf verzekerd geweest, maar er is sprake van huwelijkse tijdvakken van [trouwdag 1] 1995 tot en met [datum 2] 1997, de periode van het eerste huwelijk met [echtgenoot] .
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat appellante zelf niet verzekerd is geweest voor de AOW, omdat zij niet in Nederland heeft gewoond of gewerkt. Volgens de rechtbank kan zij alleen recht hebben op een AOW-pensioen als er sprake is van zogenaamde huwelijkse tijdvakken als bedoeld in het NMV. [2] Hiervoor is vereist dat [echtgenoot] verzekerd is geweest voor de AOW tijdens zijn huwelijk met appellante. Appellante en [echtgenoot] zijn van [trouwdag 1] 1995 tot en met [datum 1] 1997 getrouwd geweest. [echtgenoot] is voor de AOW verzekerd geweest tot [verjaardag echtgenoot] 1999. Dat betekent dat appellante op grond van de NMV voor de AOW alleen verzekerd is geweest over de periode [trouwdag 1] 1995 tot en met [datum 2] 1997. Van meer verzekerde tijdvakken is niet gebleken. De niet verzekerde periodes hebben terecht geleid tot een korting van in totaal 96%, aldus de rechtbank.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellante stelt dat het toegekende AOW-pensioen onvoldoende is om haar familie te ondersteunen en te voorzien in haar persoonlijke behoeften.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
Wat appellante in hoger beroep aanvoert is een herhaling van wat zij in beroep heeft ingebracht. De rechtbank heeft overwogen dat niet is gebleken dat appellante aanspraak heeft op meer verzekerde tijdvakken voor de AOW dan de Svb heeft aangenomen. De korting van 96% is daarom juist. De Raad is het met het oordeel van de rechtbank eens en neemt de overwegingen die hieraan ten grondslag liggen over
.

Conclusie en gevolgen

4.2.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het besluit om een korting van 96% toe te passen op het AOW-pensioen van appellante in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. van Gijzen, in tegenwoordigheid van M. Dafir als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2024.
(getekend) A. van Gijzen
(getekend) M. Dafir
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par M. le maître A. van Gijzen en présence de le maître
M. Dafir en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 08-08-2024.

Voetnoten

1.Algemene ouderdomswet.
2.Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko.