ECLI:NL:CRVB:2024:1590

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
23/1664 BPW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 augustus 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De appellant had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van 21 maart 2024, waarin zijn beroep tegen een beschikking van de Svb van 2 juni 2021 niet-ontvankelijk was verklaard vanwege termijnoverschrijding. De appellant was vertegenwoordigd door zijn zoon tijdens de zitting op 11 juli 2024, terwijl de Svb niet aanwezig was. De bijstandverlener van de appellant voerde aan dat de termijnoverschrijding het gevolg was van bijzondere omstandigheden, waaronder psychische en lichamelijke klachten van de appellant, die hem verhinderden tijdig te reageren.

De Raad overwoog dat, hoewel de appellant psychische problemen had, de bijstandverlener ook al betrokken was tijdens de bezwaarfase en op de hoogte was van de beslissing op bezwaar. De Raad concludeerde dat de termijnoverschrijding aan de appellant kon worden toegerekend, omdat niet voldoende was aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. De Raad benadrukte dat bij een niet-tijdige indiening van een beroepschrift, als de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is, het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, ongeacht de belangen die met het materiële geschil zijn gemoeid.

Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond en werd het griffierecht aan de appellant teruggestort, zonder dat er aanleiding was om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

Datum uitspraak: 1 augustus 2024
23/1664 BPW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzet in het geding tussen:
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

In de uitspraak van 21 maart 2024 heeft de Raad het door appellant ingestelde beroep tegen de beschikking van de Svb van 2 juni 2021 op grond van de Wet buitengewoon pensioen 19401945 niet-ontvankelijk verklaard omdat het na afloop van de termijn is ingediend.
Appellant heeft verzet ingediend.
Het verzet is behandeld op de zitting van 11 juli 2024. Appellant is met een verbinding via video-bellen vertegenwoordigd door [naam zoon], de zoon van appellant. Namens de Svb is, met voorafgaand bericht, niemand verschenen.

OVERWEGINGEN

De bijstandverlener van appellant erkent dat het beroep te laat is ingesteld. Hij verzoekt het beroep alsnog in behandeling te nemen vanwege de bijzondere situatie. Zijn vader vindt het moeilijk om over dit onderwerp te praten en heeft dusdanige psychische en lichamelijke klachten dat hij niet in staat was tijdig actie te ondernemen.
Als een beroepschrift na afloop van de beroepstermijn is ingediend blijft een nietontvankelijkverklaring op grond van termijnoverschrijding achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Dat staat in artikel 6:11 van de Awb, dat ook in hoger beroep van toepassing is. Het gaat daarbij om de vraag of het niet tijdig indienen van het beroepschrift niet aan de indiener kan worden toegerekend. Als de indiener wordt bijgestaan door een professionele rechtshulpverlener of andere bijstandsverlener dan komt diens handelen in beginsel voor risico van de indiener. Bij een niet-professionele bijstandsverlener, zoals hier aan de orde, moet worden beoordeeld of de termijnoverschrijding het gevolg is van bijzondere omstandigheden die de bijstandsverlener betreffen of dat deze is veroorzaakt door handelen of nalaten van het bestuursorgaan. Bij de beoordeling van de verschoonbaarheid in geval van een beroep op bijzondere omstandigheden moeten alle omstandigheden van het geval in hun samenhang worden bezien.
De Raad ziet in wat appellant heeft aangevoerd geen bijzondere omstandigheden die maken dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Appellant heeft vijftien maanden nadat het besluit was genomen en aan hem was toegezonden beroep ingediend. De bijstandverlener van appellant heeft een combinatie van bijzondere omstandigheden die zijn vader en hemzelf betreffen ingekleurd op de zitting. Hij heeft daarbij verteld dat hij er pas na vijftien maanden achter kwam dat appellant de beschikking had ontvangen. Appellant had deze in het dossier gestopt en er niets over gezegd. Dit is kenmerkend voor de psychische problematiek van appellant, aldus zijn zoon. De Raad neemt aan dat appellant psychische problemen heeft. Aan de andere kant constateert de Raad ook dat de bijstandverlener van appellant hem ook al bijstond tijdens de bezwaarfase. Ook hij wist dus dat er een beslissing op bezwaar zou komen. Met deze omstandigheden is naar het oordeel van de Raad onvoldoende duidelijk geworden waarom het vijftien maanden heeft geduurd voordat beroep is ingesteld. De termijn overschrijding wordt dus aan appellant toegerekend.
Bij de toepassing van artikel 6:11 van de Awb gaat het om een gebonden bevoegdheid. Als eenmaal is vastgesteld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend en vervolgens wordt geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is, moet het hoger beroep nietontvankelijk worden verklaard. In dat geval is een belangenafweging niet mogelijk. Dat betekent dat de belangen die met het materiële geschil zijn gemoeid, bij de beoordeling niet relevant zijn. De bijstandverlener van appellant heeft gewezen op het grote belang van appellant bij deze procedure, maar dat kan, hoe vervelend ook, dus geen factor zijn in deze procedure.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Het griffierecht zal aan appellant worden teruggestort.
De Raad ziet geen aanleiding om proceskosten aan appellant te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van E.P.J.M. Claerhoudt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2024.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) E.P.J.M. Claerhoudt