ECLI:NL:CRVB:2024:1590
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 augustus 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De appellant had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van 21 maart 2024, waarin zijn beroep tegen een beschikking van de Svb van 2 juni 2021 niet-ontvankelijk was verklaard vanwege termijnoverschrijding. De appellant was vertegenwoordigd door zijn zoon tijdens de zitting op 11 juli 2024, terwijl de Svb niet aanwezig was. De bijstandverlener van de appellant voerde aan dat de termijnoverschrijding het gevolg was van bijzondere omstandigheden, waaronder psychische en lichamelijke klachten van de appellant, die hem verhinderden tijdig te reageren.
De Raad overwoog dat, hoewel de appellant psychische problemen had, de bijstandverlener ook al betrokken was tijdens de bezwaarfase en op de hoogte was van de beslissing op bezwaar. De Raad concludeerde dat de termijnoverschrijding aan de appellant kon worden toegerekend, omdat niet voldoende was aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. De Raad benadrukte dat bij een niet-tijdige indiening van een beroepschrift, als de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is, het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, ongeacht de belangen die met het materiële geschil zijn gemoeid.
Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond en werd het griffierecht aan de appellant teruggestort, zonder dat er aanleiding was om proceskosten te vergoeden.