ECLI:NL:CRVB:2024:1582
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van voorschotten op de ZW-uitkering en toeslag en nabetaling van de ZW-uitkering en toeslag
In deze zaak gaat het om de terugvordering van voorschotten op de Ziektewet (ZW)-uitkering en toeslag, evenals de nabetaling van deze uitkering en toeslag aan appellante. Appellante stelt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) haar ten onrechte een lager bedrag heeft toegekend en dat zij over de periode van 1 april 2020 tot en met 3 mei 2020 geen uitkering en toeslag heeft ontvangen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 27 maart 2024, waarbij appellante werd bijgestaan door haar advocaat, mr. A.J.J. Kreutzkamp, en het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M.J.H.H. Fuchs. De Raad oordeelt dat het Uwv de terugvordering en nabetaling correct heeft berekend en dat appellante niet te weinig ZW-uitkering en toeslag heeft ontvangen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Limburg, die eerder het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De Raad concludeert dat de terugvordering van de voorschotten en de nabetaling niet met elkaar verrekend hoeven te worden, wat de zaak weliswaar onoverzichtelijk maakt, maar niet onrechtmatig. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.