ECLI:NL:CRVB:2024:1577
Centrale Raad van Beroep
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit Uwv inzake WW-uitkering en proceskostenveroordeling
In de hoger beroepsprocedure heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 15 juli 2024 aangegeven het besluit van 19 mei 2022 niet langer te handhaven en de WW-uitkering van appellant na te zullen betalen. Dit betekent dat het Uwv volledig tegemoet is gekomen aan de wensen van appellant. Hierdoor is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellant geen procesbelang meer had. De uitspraak vond plaats op 24 juli 2024, waarbij beide partijen niet verschenen waren.
De Centrale Raad van Beroep heeft in haar beslissing het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.628,72. Daarnaast is bepaald dat het Uwv het door appellant in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 186,- vergoedt. De uitspraak is gebaseerd op de overwegingen dat appellant sinds 30 september 2019 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, maar dat deze per 1 november 2019 was geschorst en later was ingetrokken. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna hoger beroep werd ingesteld door J.S. Roseval namens appellant.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv met het gewijzigde standpunt, zoals vervat in de brief van 15 juli 2024, volledig tegemoet is gekomen aan wat appellant met het hoger beroep kon bereiken. Hierdoor was er geen belang meer bij een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. De proceskosten zijn berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij ook reiskosten zijn meegenomen, maar verzoeken om verletkosten zijn afgewezen wegens gebrek aan bewijs.