ECLI:NL:CRVB:2024:1577

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
23/1464 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit Uwv inzake WW-uitkering en proceskostenveroordeling

In de hoger beroepsprocedure heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 15 juli 2024 aangegeven het besluit van 19 mei 2022 niet langer te handhaven en de WW-uitkering van appellant na te zullen betalen. Dit betekent dat het Uwv volledig tegemoet is gekomen aan de wensen van appellant. Hierdoor is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellant geen procesbelang meer had. De uitspraak vond plaats op 24 juli 2024, waarbij beide partijen niet verschenen waren.

De Centrale Raad van Beroep heeft in haar beslissing het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.628,72. Daarnaast is bepaald dat het Uwv het door appellant in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 186,- vergoedt. De uitspraak is gebaseerd op de overwegingen dat appellant sinds 30 september 2019 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, maar dat deze per 1 november 2019 was geschorst en later was ingetrokken. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna hoger beroep werd ingesteld door J.S. Roseval namens appellant.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv met het gewijzigde standpunt, zoals vervat in de brief van 15 juli 2024, volledig tegemoet is gekomen aan wat appellant met het hoger beroep kon bereiken. Hierdoor was er geen belang meer bij een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. De proceskosten zijn berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij ook reiskosten zijn meegenomen, maar verzoeken om verletkosten zijn afgewezen wegens gebrek aan bewijs.

Uitspraak

23.1464 WW-PV

Datum uitspraak: 24 juli 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 14 april 2023, 22/2915 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Zitting heeft: A.I. van der Kris
Griffier: A.M. Korver
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 juli 2024. Beide partijen zijn met bericht van afmelding niet verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.628,72;
- bepaalt dat het Uwv het door appellant in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 186,- vergoedt.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Appellant ontving vanaf 30 september 2019 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Met ingang van 1 november 2019 heeft het Uwv de betaling van die uitkering geschorst. Bij besluit van 17 februari 2020 heeft het Uwv de WW-uitkering van appellant ingetrokken met ingang van 1 november 2019. Met het besluit van 19 mei 2021 (bestreden besluit) is het bezwaar van appellant hiertegen ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Namens appellant heeft J.S. Roseval tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
In de hogerberoepsprocedure heeft het Uwv op 15 juli 2024 te kennen gegeven het besluit van 19 mei 2022 niet langer te handhaven en de WW-uitkering van appellant na te zullen betalen. Vastgesteld wordt dat het Uwv met het gewijzigde standpunt, zoals vervat in de brief van 15 juli 2024, volledig tegemoet is gekomen aan wat appellant met het hoger beroep kon bereiken. Gelet op deze omstandigheden heeft appellant geen belang meer bij een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit. Dit betekent dat hij geen procesbelang meer heeft. De Raad zal daarom het hoger beroep nietontvankelijk verklaren.
Aanleiding bestaat het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant in beroep en hoger beroep. Deze kosten worden, op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.750,- voor in beroep verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting ter waarde van € 875,- per punt en met wegingsfactor 1) en op € 875,- (1 punt voor het hogerberoepschrift ter waarde van € 875,- per punt met wegingsfactor 1) voor in hoger beroep verleende rechtsbijstand. Voorts worden de reiskosten die appellant heeft gemaakt voor het bijwonen van de zitting bij de rechtbank begroot op € 3,72 op basis van kosten openbaar vervoer (tweede klas). Op het proceskostenformulier zijn ook verletkosten verzocht, maar deze zijn niet, zoals op het formulier is voorgeschreven, onderbouwd met bewijsstukken. Appellant is ook niet ter zitting verschenen om hierover uitleg te verschaffen. Het verzoek om vergoeding van verletkosten wordt dan ook afgewezen. Daarnaast wordt het Uwv veroordeeld in de vergoeding van het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht ter hoogte van in totaal € 186,-.
Waarvan proces-verbaal.
Utrecht, 24 juli 2024
De griffier. Het lid van de enkelvoudige kamer.
(getekend) A.M. Korver (getekend) A.I. van der Kris