Uitspraak
11 oktober 2023, 21/4772
Centrale Raad van Beroep
Op 1 augustus 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/3228 WIA. Het hoger beroep is ingesteld door een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 11 oktober 2023. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald. De appellant is op 3 januari 2024 en opnieuw op 3 februari 2024 schriftelijk geïnformeerd over de verschuldigdheid van het griffierecht van € 136,- en de termijn waarbinnen dit betaald moest worden. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet tijdig voldaan.
De Centrale Raad van Beroep overweegt dat, volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het niet tijdig betalen van het griffierecht leidt tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die het niet tijdig betalen verklaren. In dit geval zijn er geen bijzondere omstandigheden vastgesteld die de appellant kunnen vrijwaren van het niet tijdig betalen. De Raad concludeert dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak kan plaatsvinden.
De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van griffier A. Giesen, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet aan te tekenen.