ECLI:NL:CRVB:2024:1552

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
6 augustus 2024
Zaaknummer
23/1735 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) door het CIZ

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, geboren in 2014, heeft een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) vanwege meerdere fysieke aandoeningen en een ontwikkelingsachterstand. Het CIZ heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er volgens hen geen blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid kon worden vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat de appellant niet kon accepteren, en daarom hoger beroep ingesteld.

De Raad heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de appellant in de te beoordelen periode, die loopt van de aanvraagdatum op 26 mei 2021 tot het bestreden besluit op 14 juli 2022, niet voldeed aan de voorwaarden voor Wlz-zorg. De Raad oordeelde dat het CIZ terecht had geconcludeerd dat er geen blijvende behoefte aan zorg was, mede gezien de jonge leeftijd van de appellant en de mogelijkheden voor verdere ontwikkeling. De Raad heeft de argumenten van de appellant, waaronder de stelling dat de medisch adviseur van het CIZ onvoldoende rekening had gehouden met de medische stukken, niet gevolgd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellant geen recht had op zorg op grond van de Wlz, en dat het CIZ zijn besluit voldoende had gemotiveerd.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de medische situatie van de appellant en de mogelijkheden voor ontwikkeling, en bevestigt dat de afwijzing van de zorgaanvraag door het CIZ terecht was.

Uitspraak

23/1735 WLZ
Datum uitspraak: 31 juli 2024
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 8 mei 2023, 22/3197 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het CIZ

SAMENVATTING

Deze uitspraak gaat over de vraag of het CIZ de aanvraag van appellant voor zorg op grond van de Wlz terecht heeft afgewezen. De Raad oordeelt dat het CIZ heeft mogen concluderen dat bij appellant geen sprake is van een blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid, zodat hij alleen daarom al niet voldoet aan de voorwaarden om tot de Wlz te worden toegelaten.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. R. Kaya, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het CIZ heeft een verweerschrift ingediend. Partijen hebben nadere stukken ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 3 juli 2024. Voor appellant zijn verschenen zijn ouders, [naam ouder 1] en [naam ouder 2] , bijgestaan door mr. Kaya. Het CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.C.J.G. van Maris-Kindt.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant, geboren in 2014, is bekend met meerdere fysieke aandoeningen en een ontwikkelingsachterstand. In verband hiermee is namens hem een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
1.2.
Bij besluit van 19 oktober 2021, gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van 14 juli 2022 (bestreden besluit), heeft het CIZ de aanvraag afgewezen. Het CIZ heeft zich op het standpunt gesteld dat appellant geen recht heeft op zorg op grond van de Wlz en heeft dat, onder verwijzing naar medische adviezen, als volgt gemotiveerd. Bij appellant kan een grondslag verstandelijke handicap niet worden vastgesteld. Wel is sprake van de grondslagen lichamelijke handicap en somatische aandoening. Er is nog behandeling en ontwikkeling mogelijk. Een blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid als gevolg van de aanwezige stoornissen en beperkingen kan nog niet worden vastgesteld.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de te beoordelen periode loopt van de datum van de aanvraag, 26 mei 2021, tot en met de datum van het bestreden besluit, 14 juli 2022 en dat appellant toen zes jaar en vanaf [geboortedatum] 2021 zeven jaar was. Naar het oordeel van de rechtbank ligt aan het bestreden besluit een zorgvuldig onderzoek ten grondslag en heeft het CIZ zijn besluitvorming op de daaraan ten grondslag gelegde medische adviezen mogen baseren. De rechtbank heeft het standpunt van het CIZ kunnen volgen dat bij appellant de grondslag verstandelijke handicap en een blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid (nog) niet kunnen worden vastgesteld. De rechtbank heeft daarbij onder meer van belang geacht dat appellant in de van belang zijnde periode net een jaar onderwijs had gevolgd op de Twijn. Uit informatie van de Twijn blijkt dat appellant de Nederlandse taal nog niet voldoende machtig is, maar dat hij de taal (wel) snel leert. Gelet hierop en de jonge leeftijd van appellant heeft de rechtbank onderschreven dat in de toekomst bij appellant nog ontwikkeling van het cognitief functioneren mogelijk is. De rechtbank heeft hiervoor met het CIZ ook steun gezien in het voor appellant opgestelde multidisciplinaire behandelplan van 19 maart 2022, waarin onder andere is vermeld dat appellant een ontwikkelingsonderzoek via een orthopedagoog volgt. Verder heeft de rechtbank overwogen dat er geen aanleiding is voor twijfel aan de juistheid van de adviezen van het CIZ dat op dit moment niet kan worden vastgesteld dat de epilepsie bij appellant niet onder controle te krijgen zou zijn, dat er nog diverse behandelmogelijkheden zijn en dat het mogelijk is dat appellant in de toekomst geen toezicht meer nodig heeft. Dat de kinderneurolooghaar twijfels heeft geuit bij de vraag of appellant ooit zelfstandig en zonder toezicht zal kunnen functioneren heeft de rechtbank niet tot een ander oordeel gebracht, omdat de kinderneuroloog ook heeft uiteengezet dat zij deze vraag gezien de jonge leeftijd van appellant niet kan beantwoorden. Uit de stelling van appellant dat hij als bijwerking van (ophoging van) medicatie onhandelbaar gedrag vertoont valt niet af te leiden dat geen adequate behandeling mogelijk is en ook niet dat appellant blijvend is aangewezen op 24 uur zorg in de nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel. Behalve de jonge leeftijd van appellant heeft de rechtbank hierbij in aanmerking genomen dat op school geen gedragsproblemen zijn geconstateerd en dat thuis hiervoor geen ondersteuning is. De rechtbank heeft ook meegewogen dat het CIZ nog een medisch advies van 21 februari 2023 heeft overgelegd. Daarin heeft de medisch adviseur te kennen gegeven dat hij in de in beroep ingebrachte informatie geen aanleiding heeft gezien om het eerder afgegeven medisch advies aan te passen. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gevonden om de medisch adviseur van het CIZ hierin niet te volgen. De rechtbank is tot de slotsom gekomen dat het CIZ de aanvraag van appellant om Wlz-zorg terecht heeft afgewezen.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens en heeft aangevoerd dat de medisch adviseur van het CIZ de in beroep overgelegde (medische) stukken onvoldoende bij de beoordeling heeft betrokken. Verder heeft het CIZ ten onrechte geen grondslag verstandelijke handicap vastgesteld. De totale som van meervoudige beperkingen die voortkomen uit de grondslagen verstandelijke handicap en lichamelijke handicap alsook de grondslag somatische aandoening geven een blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid in de zin van de Wlz. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft appellant nadere (medische) stukken overgelegd.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
Daargelaten of in het geval van appellant een grondslag verstandelijke handicap kan worden vastgesteld naast de grondslagen lichamelijke handicap en somatische aandoening, zijn er onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat appellant een blijvende behoefte heeft aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen.
4.2.
Niet ter discussie staat dat appellant gelet op zijn aandoeningen blijvend zal zijn aangewezen op een zekere mate van ondersteuning en begeleiding. De Raad is met de rechtbank echter van oordeel dat de medisch adviseur van het CIZ op inzichtelijke wijze heeft toegelicht dat er ontwikkeling mogelijk is, dat er mogelijkheden zijn voor verbetering op onder meer het gebied van vaardigheden en dat geen sprake is van een eindsituatie in de zelfredzaamheid. Daarbij acht de Raad de jonge leeftijd van appellant van belang en de omstandigheid dat is gewezen op de inzet van diverse behandelmogelijkheden, zoals een multidisciplinair behandeltraject. Gelet op de door de medisch adviseur genoemde mogelijkheden voor verbetering heeft het CIZ zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat appellant blijvend is aangewezen op 24 uur per dag zorg in de nabijheid als bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wlz.
4.3.
Dit betekent dat de Raad het oordeel van de rechtbank onderschrijft dat appellant in de te beoordelen periode geen aanspraak heeft op zorg op grond van de Wlz. In de door appellant in hoger beroep overgelegde (medische) stukken heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden om tot een andersluidend oordeel te komen. De medisch adviseur van het CIZ heeft in de medische adviezen van 21 februari 2023 en 24 juni 2024 afdoende gemotiveerd waarom ook op basis van deze informatie vooralsnog niet kan worden vastgesteld dat bij appellant sprake is van een blijvende behoefte aan 24 uurs zorg in de nabijheid.

Conclusie en gevolgen

5.1.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en dat appellant geen aanspraak heeft op zorg op grond van Wlz.
5.2.
Gezien de uitkomst van het hoger beroep krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten. Hij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins als voorzitter en K.H. Sanders en C.W.C.A. Bruggeman als leden, in tegenwoordigheid van C.K. Teunissen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2024.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) C.K. Teunissen

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Artikel 3.2.1 Wet langdurige Zorg
1. Een verzekerde heeft recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking, een psychische stoornis of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1. door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2
.door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
2. In het eerste lid wordt verstaan onder:
blijvend:van niet voorbijgaande aard;
permanent toezicht:onafgebroken toezicht en actieve observatie gedurende het
gehele etmaal, waardoor tijdig kan worden ingegrepen;
ernstig nadeel voor de verzekerde:een situatie waarin de verzekerde:
1. zich maatschappelijk te gronde richt of dreigt te richten;
2. zichzelf in ernstige mate verwaarloost of dreigt te verwaarlozen;
3. ernstig lichamelijk letsel oploopt of dreigt op te lopen dan wel zichzelf ernstig lichamelijk letsel toebrengt of dreigt toe te brengen;
4. ernstig in zijn ontwikkeling wordt geschaad of dreigt te worden geschaad of dat zijn veiligheid ernstig wordt bedreigd, al dan niet doordat hij onder de invloed van een ander raakt;
zelfzorg:de uitvoering van algemene dagelijkse levensverrichtingen waaronder de persoonlijke verzorging en hygiëne en, zo nodig, de verpleegkundige zorg;
regieproblemen:beperkingen in het vermogen om een adequaat oordeel te vormen
over dagelijks voorkomende situaties op het gebied van sociale redzaamheid, probleemgedrag, psychisch functioneren of geheugen en oriëntatie.
3. In afwijking van het eerste lid heeft een meerderjarige verzekerde recht op zorg voor zover hij vanwege een combinatie van een licht verstandelijke handicap en gedragsproblemen:
a. tijdelijk behoefte heeft aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid als bedoeld in het eerste lid, onder a of b, of
b. volgens zijn behandelaar is aangewezen op het afmaken van een onder de Jeugdwet aangevangen behandeling met verblijf.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald in welke gevallen een verzekerde, in afwijking van het eerste lid, geen recht heeft op vormen van zorg voor zover hij krachtens een zorgverzekering of een andere wettelijke regeling recht heeft of kan doen gelden op die zorg.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het eerste tot en met derde lid.
6. In afwijking van het eerste lid heeft een jeugdige als bedoeld in de eerste twee onderdelen van het begrip jeugdige van artikel 1.1 van de Jeugdwet geen recht op zorg indien hij vanwege een psychische stoornis een blijvende behoefte heeft aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid als bedoeld in het eerste lid, onder a en b.