Op 25 juli 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep van appellant tegen de Staatssecretaris van Defensie. De zaak betreft de toekenning van een militair invaliditeitspensioen en een bijzondere invaliditeitsverhoging. Appellant, een voormalig beroepsmilitair, had verzocht om een eerdere ingangsdatum voor zijn pensioen en verhoging, met het argument dat zijn gehoorklachten al eerder bestonden. De Raad oordeelde dat het pensioen en de verhoging niet eerder dan 1 juni 2018 konden ingaan, conform een eerder gesloten vaststellingsovereenkomst. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag vernietigd, maar het beroep tegen het besluit van 13 december 2023 ongegrond verklaard. De Raad concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven voor een verdere terugwerkende kracht. Appellant kreeg wel een vergoeding voor proceskosten toegekend, maar de ingangsdatum van het verhoogde pensioen bleef ongewijzigd. De uitspraak benadrukt het belang van vaststellingsovereenkomsten en de voorwaarden waaronder pensioenverhogingen kunnen worden toegekend.