ECLI:NL:CRVB:2024:1507
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering na ziekmelding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de appellant, de Staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst, tegen de beslissing van het Uwv over de arbeidsongeschiktheid van werknemer. De appellant was het niet eens met de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid op 67,56% en stelde dat werknemer vanaf zijn ziekmelding op 11 maart 2019 voortdurend geen benutbare mogelijkheden had. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat de medische beoordeling van het Uwv overtuigend was en dat er geen nieuwe medische informatie was ingediend die de eerdere conclusies kon onderbouwen.
De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht het besluit van het Uwv in stand heeft gelaten. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en voegde daaraan toe dat appellant geen nieuwe medische informatie had ingebracht die aanleiding gaf voor een ander oordeel. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had overtuigend gemotiveerd dat er geen sprake was van een situatie van geen benutbare mogelijkheden, en dat de geselecteerde functies voor werknemer geschikt waren.
De Raad heeft het verzoek van appellant om een onafhankelijke deskundige te benoemen afgewezen, omdat er geen twijfel bestond over de medische beoordeling door het Uwv. De uitspraak bevestigt de toekenning van de WIA-uitkering aan werknemer, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 67,56%.