ECLI:NL:CRVB:2024:1492
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van maatwerkvoorziening voor inloopbad of -douche op basis van WMO
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een inloopbad of -douche door het college van burgemeester en wethouders van Beverwijk. Appellante, een jongere met verschillende aandoeningen, had verzocht om deze maatwerkvoorziening omdat zij beperkingen ondervond bij het gebruik van de badkamer op de eerste verdieping. Het college had echter geconcludeerd dat de badkamer op de begane grond met enkele aanpassingen geschikt was voor haar gebruik. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat appellante in hoger beroep niet voldoende had aangetoond waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak bevestigde dat appellante het betaalde griffierecht niet terugkrijgt.