ECLI:NL:CRVB:2024:1492

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
23/2306 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van maatwerkvoorziening voor inloopbad of -douche op basis van WMO

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een inloopbad of -douche door het college van burgemeester en wethouders van Beverwijk. Appellante, een jongere met verschillende aandoeningen, had verzocht om deze maatwerkvoorziening omdat zij beperkingen ondervond bij het gebruik van de badkamer op de eerste verdieping. Het college had echter geconcludeerd dat de badkamer op de begane grond met enkele aanpassingen geschikt was voor haar gebruik. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat appellante in hoger beroep niet voldoende had aangetoond waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak bevestigde dat appellante het betaalde griffierecht niet terugkrijgt.

Uitspraak

23/2306 WMO15
Datum uitspraak: 11 juli 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 30 juni 2023, 22/4849 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Beverwijk (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft haar moeder, [naam moeder], wettelijk vertegenwoordiger, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 30 mei 2024. Namens appellante is haar moeder verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door H.S. Groot en S. Bodt.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante, geboren in 2006, is bekend met verschillende aandoeningen die haar beperken bij het gebruik van het bad op de eerste verdieping.
1.2.
Nadat appellante zich bij het college had gemeld voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een inloopbad of -douche, heeft het college aan Argonaut medisch advies gevraagd. Argonaut heeft geconcludeerd dat de badkamer op de begane grond geschikt is voor appellante als het douchegedeelte wordt voorzien van een anti-slipbehandeling en een douchestoel of -kruk wordt geplaatst.
1.3.
Bij besluit van 1 april 2022 heeft het college op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 de aanvraag van appellante voor de in 1.2 bedoelde maatwerkvoorziening afgewezen. Het college heeft dit besluit na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 22 augustus 2022 (bestreden besluit). Daarbij heeft het college zich op het standpunt gesteld dat appellante de beperkingen in de zelfredzaamheid op eigen kracht en met algemeen gebruikelijke voorzieningen kan verminderen of wegnemen door de badkamer op de begane grond met minimale aanpassingen geschikt te maken.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank als volgt overwogen. Niet in geschil is dat appellante gebruik kan maken van de inloopdouche op de begane grond, na kleine aanpassingen. Het gebruik van deze douche is voor appellante onbetwist minder handig, omdat zij over een gladde vloer daarheen moet lopen. Appellante kan gebruik maken van schoeisel met ruwe zolen. Dat appellante haar schoeisel aan en uit moet trekken is niet zodanig bezwarend dat het gebruik van de inloopdouche op de begane grond geen reële oplossing meer is voor haar. De aanpassingen die nodig zijn, een anti-slipbehandeling en een douchestoel of -kruk, zijn algemeen gebruikelijk, zodat daarvoor geen maatwerkvoorziening hoeft te worden verstrekt.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Zij heeft aangevoerd dat, anders dan in het onderzoeksverslag staat, bij een verbouwing in 2012 niet opnieuw een bad is geplaatst in de badkamer op de eerste verdieping. Die badkamer, met een douche en een bad, is sinds 2006 niet gewijzigd. Appellante heeft verder aangevoerd dat ze door haar aandoening bij het gebruik van het bad op de eerste verdieping elke dag het risico loopt om te vallen.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt aan de hand van wat appellante heeft aangevoerd of het oordeel van de rechtbank over het bestreden besluit juist is. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
De rechtbank is op de in de aangevallen uitspraak weergegeven overwegingen tot het oordeel gekomen dat het college de aanvraag van appellante op goede gronden heeft afgewezen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en verenigt zich met het op grond daarvan door de rechtbank gegeven oordeel.
4.2.
Wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd raakt niet aan wat het college aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd. Daarmee heeft appellante niet duidelijk gemaakt waarom de rechtbank tot een ander oordeel over het bestreden besluit had moeten komen. Evenmin heeft appellante duidelijk gemaakt waarom het hierboven onder 1.3 weergegeven standpunt van het college onjuist is.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5.1.
Appellante krijgt het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K.H. Sanders, in tegenwoordigheid van C.K. Teunissen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2024.
(getekend) K.H. Sanders
(getekend) C.K. Teunissen