ECLI:NL:CRVB:2024:1483
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering en geschiktheid voor passende functies na medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant per 14 juni 2021. Appellant, die zich ziek had gemeld met psychische en fysieke klachten, betwistte de beëindiging van zijn uitkering, stellende dat hij door zijn beperkingen niet in staat was om passende functies te verrichten. De Raad oordeelde dat het Uwv de ZW-uitkering terecht had beëindigd, omdat appellant in staat was om meer dan 65% van zijn laatst verdiende loon te verdienen in de geselecteerde functies. De Raad volgde de bevindingen van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige, die voldoende medisch onderzoek hadden verricht en de beperkingen van appellant correct hadden vastgesteld. Appellant had in hoger beroep geen nieuwe medische informatie ingebracht die de eerdere conclusies van het Uwv in twijfel trok. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad concludeerde dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellant, ondanks zijn psychische klachten, en dat er geen reden was om aan de vastgestelde belastbaarheid te twijfelen. De uitspraak bevestigt de beëindiging van de ZW-uitkering en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.