ECLI:NL:CRVB:2024:1473

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
22/456 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep door appellant

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door zijn vader en advocaat, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep werd ingetrokken omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het Uwv werd veroordeeld in de proceskosten van appellant. De Raad oordeelde dat het Uwv de kosten die appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, moet vergoeden. De kosten van rechtsbijstand werden begroot op € 875,- voor de beroepsfase en € 1.750,- voor de hoger beroepsfase, met een totaal van € 2.625,- aan proceskosten. Daarnaast werd bepaald dat het Uwv het betaalde griffierecht van in totaal € 184,- aan appellant moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door W.R. van der Velde, in tegenwoordigheid van griffier M. Reith, en is openbaar uitgesproken op 18 juli 2024.

Uitspraak

22/456 WAJONG
Datum uitspraak: 18 juli 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
22 december 2021, 20/8035 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft J.W. van Drunen Littel, vader van appellant, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Namens appellant heeft mr. H.S. Huisman, advocaat, zich gesteld als gemachtigde.
Appellant heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 september 2023. Appellant is verschenen, vergezeld door zijn vader en bijgestaan door mr. Huisman. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. I.M. Veringmeier, die via videobellen aan de zitting heeft deelgenomen.
Op 19 oktober 2023 heeft de Raad tussenuitspraak gedaan, waarbij aan het Uwv is opgedragen een in het bestreden besluit vastgesteld gebrek te herstellen.
Het Uwv heeft op 27 december 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen en appellant per 6 mei 2020 een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten is toegekend.
Appellant heeft op 5 februari 2024 het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven. De Raad heeft het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat het bestuursorgaan op verzoek bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld als het hoger beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het hoger beroep is ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 27 december 2023 aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen.
Het Uwv heeft besloten tot vergoeding van de gemaakte kosten in de bezwaarfase. De Raad moet nog oordelen over vergoeding van de in beroep en in hoger beroep gemaakte kosten.
Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten van rechtsbijstand worden begroot op € 875,- in beroep (1 punt voor het beroepschrift, € 875,- per punt) en € 1.750,- in hoger beroep (1 punt voor het hogerberoepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, € 875,- per punt).
Ook zal de Raad bepalen dat het Uwv het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht vergoedt.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.625,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 184,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door W.R. van der Velde, in tegenwoordigheid van M. Reith als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2024.
(getekend) W.R. van der Velde
(getekend) M. Reith