ECLI:NL:CRVB:2024:1461

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
23/701 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van uitspraak inzake dubbele kinderbijslag op basis van cumulatieve voorwaarden

In deze zaak heeft verzoeker om herziening gevraagd van een eerdere uitspraak van de Raad van 12 januari 2022, waarin werd besloten dat hij geen recht heeft op dubbele kinderbijslag voor zijn zoon. De Centrale Raad van Beroep heeft op 22 juli 2024 uitspraak gedaan op dit verzoek. De Raad heeft geoordeeld dat verzoeker niet voldoet aan de cumulatieve voorwaarden voor herziening zoals gesteld in artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verzoeker heeft aangevoerd dat niet alle medische adviezen tijdig zijn ingediend en dat er nieuwe informatie is die niet eerder bekend was. Echter, de Raad oordeelt dat de aangevoerde argumenten niet voldoen aan de strikte voorwaarden voor herziening. De Raad heeft vastgesteld dat de eerdere uitspraak, waarin de afwijzing van de aanvraag voor dubbele kinderbijslag werd bevestigd, in stand blijft. Verzoeker krijgt zijn proceskosten niet vergoed en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, met L. van Bentum als griffier.

Uitspraak

23/701 AKW
Datum uitspraak: 22 juli 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 12 januari 2022, 19/1414 AKW, 19/2559 AKW
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
SAMENVATTING
Verzoeker vraagt om herziening van een uitspraak van de Raad, waarin is besloten dat hij geen recht heeft op dubbele kinderbijslag voor zijn zoon. Wat door verzoeker is aangevoerd zijn geen argumenten die voldoen aan de voorwaarden van artikel 8:119 van de Awb. Daarom zal niet tot herziening van de uitspraak worden besloten.

PROCESVERLOOP

Namens verzoeker heeft [naam] verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 12 januari 2022. [1]
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juni 2024. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door [naam]. De Svb is, met bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

Wat er aan het verzoek om herziening voorafging
1.1.
Verzoeker heeft in 2017 bij de Svb een aanvraag voor dubbele kinderbijslag voor zijn zoon ingediend op grond van het bepaalde bij en krachtens de AKW. [2] De Svb heeft de aanvraag afgewezen. De Svb heeft hieraan medische adviezen van CIZ en het Beoordelingskader BUK (Beoordelingskader) ten grondslag gelegd. De zoon heeft geen intensieve zorg als bedoeld in artikel 7a van de AKW nodig en daarom wordt niet voldaan aan de voorwaarden voor dubbele kinderbijslag.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, bepaald dat verzoeker recht heeft op dubbele kinderbijslag met ingang van het vierde kwartaal van 2017 en bepaald dat de aangevallen uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
1.3.
In hoger beroep heeft de Raad, in de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd, de aangevallen uitspraak vernietigd voor zover daarin de rechtbank zelf in de zaak heeft voorzien, bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven en het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade afgewezen. Dit betekent dat verzoeker geen recht heeft op dubbele kinderbijslag vanaf het vierde kwartaal van 2017.
Standpunt verzoeker
2. In het verzoek om herziening stelt verzoeker met name dat niet alle CIZ-adviezen tijdig in geding zijn gebracht. Voor zover ze wel aanwezig waren, bleek hieruit niet dat CIZ niet met alle beschikbare medische stukken rekening had gehouden. Volgens hem is pas na de uitspraak van de Raad gebleken dat in het advies van CIZ geen rekening is gehouden met een rapport van Psy-mens met betrekking tot de zoon van verzoeker. Ook heeft verzoeker gesteld dat het Beoordelingskader waarmee CIZ een advies uitbrengt, niet door CIZ is opgesteld maar door, of onder toezicht van, het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Hierbij speelden onder andere ook financiële redenen een rol, zodat van een onafhankelijk medisch advies door CIZ niet gesproken kan worden.

Het oordeel van de Raad

3.1.
Het bijzondere rechtsmiddel van herziening is niet bedoeld om een hernieuwde discussie over de desbetreffende uitspraak te voeren of te openen, maar om een rechterlijke uitspraak die berust op een naderhand onjuist gebleken feitelijk uitgangspunt te herstellen. Dit kan alleen indien is voldaan aan de strikte, cumulatieve voorwaarden van artikel 8:119, eerste lid, van de Awb. [3] De herziening van een uitspraak op grond van dat artikel is alleen mogelijk op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en;
c. tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden als zij bij de bestuursrechter eerder bekend waren geweest.
3.2.
Herziening kan dus alleen plaatsvinden als er feiten en omstandigheden zijn van vóór de uitspraak, die verzoeker niet bekend waren en ook niet bekend konden zijn en – als ze voor de uitspraak wel bekend zouden zijn geweest – tot een andere uitkomst hadden kunnen leiden.
3.3.
Wat verzoeker heeft aangevoerd zijn geen feiten en omstandigheden als in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb zijn bedoeld. Het rapport van Psy-mens is door verzoeker in geding gebracht in de procedure die heeft geleid tot de uitspraak van 12 januari 2022. De Raad heeft in die eerdere procedure het advies van CIZ en het rapport van Psy-mens dus in onderlinge samenhang beoordeeld. Daarnaast blijkt uit het rapport dat het is opgesteld in het kader van een behandelovereenkomst en niet voor iets anders. Dat is nu niet anders en het feit dat CIZ dit rapport niet in de advisering heeft betrokken, is hiermee in overeenstemming.
3.4.
Ter onderbouwing van zijn tweede punt, de wijze van totstandkoming van het Beoordelingskader en de inhoud daarvan, heeft verzoeker nota’s en adviezen ingezonden uit met name 2014 en 2015, die hij heeft verkregen na een WOB/WOO verzoek aan CIZ. Gezien de data van deze stukken is er geen sprake van feiten en omstandigheden die voor de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend hadden kunnen zijn. Verzoeker had deze stukken ook in de eerdere procedure in geding kunnen brengen.

Conclusie en gevolgen

4. Uit het voorgaande volgt dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen. Dit betekent dat de uitspraak van de Raad van 12 januari 2022 in stand blijft.
5. Verzoeker krijgt daarom zijn proceskosten niet vergoed. Hij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum in tegenwoordigheid van L. van Bentum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2024.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) L. van Bentum

Voetnoten

2.Algemene Kinderbijslagwet (AKW).
3.Algemene wet bestuursrecht.